1TL2

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL2
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL2

Slide 1 - Slide

1TL1 De les start over twee minuten !
- Mobiel in de bak
- Boek, laptop, pen en schrift op  
   tafel
- Tas van de tafel
-Gebruik eigen naam in LessonUp

timer
2:00

Slide 2 - Slide

Programma van de les

Programma:
  • Aanwezigheid
  • Een advertentie maken
  • Afsluiting

Lesdoel:
Het doel van een tekst herkennen
start met Schrijven advertentie maken

Slide 3 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Slide

Welke tekstdoelen zijn er?
  • Informeren                                                
  • Instrueren (iets uitleggen of leren)
  • Activeren (iets laten doen)                
  • Overtuigen (een mening geven)      
  • Amuseren (vermaken)                         

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Jij en je vriend(in) besluiten om iedere zaterdag samen te mountainbiken. Maar je hebt nog geen fiets. Voor je een mountainbike koopt, wil je weten waarop je moet letten. Je zoekt op internet en komt op de website onlinefietser.nl terecht. Bekijk de afbeelding van de vorige pagina.

Wat zie je naast tips voor het kopen van een mountainbike nog meer op de website? Vul drie dingen in.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide


Welke tekst op de website is niet van onlinefietser.nl en waarom staat deze tekstsoort op de website, denk je?

Slide 9 - Open question

Wat vind jij ervan dat er advertenties staan op websites?
Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Mind map

Bekijk het instructiefilmpje:

Slide 11 - Slide

Een advertentie maken

In een advertentie geef je kort en duidelijk aan wat je wilt verkopen. 
Je zet een advertentie op internet, in een tijdschrift, in een krant of je hangt hem op in de supermarkt.

Zo maak je een advertentie:
  • Zet als titel boven de advertentie de woorden Te koop of Aangeboden.
  • Geef kort informatie: hoe ziet het eruit? Wat is er opvallend aan? Wat kun je er allemaal mee?
  • Gebruik ook woorden waarmee je mensen enthousiast maakt, zoals: Nergens goedkoper!, Spiksplinternieuw!
  • Noem de prijs.
  • Heb je genoeg ruimte? Gebruik dan een afbeelding.
  • Zet onder je advertentie je naam en je telefoonnummer of e-mailadres.

Slide 12 - Slide

Bekijk onderstaande advertenties en maak de volgende 4 vragen:

Slide 13 - Slide

Nu je een beetje weet waarop je moet letten bij het kopen van een mountainbike, ga je op zoek naar een tweedehands exemplaar.
Bekijk de advertenties.

Welke punten uit de theorie staan niet in de advertenties?

Slide 14 - Open question

Welke advertentie geeft de meeste informatie over de fiets?
A
advertentie A
B
advertentie B

Slide 15 - Quiz

Vul de informatiepunten in die in advertentie A staan.

Slide 16 - Open question

Stel, je e-mailt de verkopers.
Vul per advertentie een vraag in die je stelt.

Slide 17 - Open question

Bekijk onderstaande advertentie en maak de volgende 3 vragen:

Slide 18 - Slide

Je hebt een mooie mountainbike uitgezocht, maar je hebt nog niet voldoende geld om hem te kopen. Je hangt een advertentiekaartje op in de supermarkt, waarop je jezelf aanbiedt als klusjeshulp.

Lees het kaartje. Welke informatie ontbreekt in de advertentie?

Slide 19 - Open question


Vul de vergeten informatie in,
zoals jij die in de advertentie zou zetten.

Slide 20 - Open question

Vul twee woorden in die jij zou gebruiken om mensen over te halen jou in te huren.

Slide 21 - Open question

Om in de schuur ruimte te maken voor jouw mountainbike, moet er iets uit. Wat staat er in jouw schuur dat je kunt verkopen?

Vul in wat in ieder geval in je advertentie moet staan. Gebruik de theorie en de 5w+h-vragen als hulpmiddel.

Slide 22 - Open question

Vul de titel en woorden in die je wilt gebruiken om mensen enthousiast te maken.

Slide 23 - Open question


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat ga je de volgende les anders doen?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Opdracht 1
1 Het doel van tekst 1 is informeren.
Het doel van tekst 2 is overtuigen.
Het doel van tekst 3 is instructie geven (iets uitleggen).
2 In tekst 1 wil de schrijver dat de lezer iets te weten komt over het ontstaan van de blindenstok.
In tekst 2 wil de schrijver dat in de verkeerslessen aandacht besteed wordt aan de voorrangsregel voor blinden.
In tekst 3 wil de schrijver aan de lezer uitleggen hoe je moet lopen met een blindenstok.
3 C Ze wilde zo veel mogelijk mensen ervan overtuigen dat haar voorstel om de veiligheid voor blinden te vergroten een goed idee was.
4 De regering deelde stokken aan blinden uit.



Slide 26 - Slide

Opdracht 1 Vervolg
5 De schrijver zegt dat erbij om te laten weten dat hij geen beginneling is die de verkeersregels nog niet goed kent.
6 Nee, de blinde moet herkenbaar zijn aan zijn stok en met de uitgestoken stok langs de stoep staan. Als hij geen witte stok heeft, of niet aangeeft te willen oversteken, geldt de voorrangsregel niet.
7 De mening van de schrijver staat in de tweede zin.
8 Je ziet dit aan de stappen.
9 C om niet ergens tegenaan te lopen

Slide 27 - Slide

Opdracht 2
1 De Aeromobiel 3.0 (de vliegende auto)
2 De tekst geeft informatie die je kunt controleren. Bijvoorbeeld dat de auto werd getoond op een Amerikaanse techniekbeurs.
3 B een nieuwsbericht
4 De aanleiding is de opening van de beurs in Amerika waar de Aeromobiel te zien was.
5 B dat de lezers iets te weten komen over een nieuwe uitvinding
6 Het doel is informeren
7 Je kunt er een grotere afstand mee afleggen en er verder mee komen dan met een gewone auto.

Slide 28 - Slide

Opdracht 3
1 Nee, je vindt in een stad niet gemakkelijk een grasveld om te landen of op te stijgen.
2 De tussenkop droomauto past goed bij alinea 3 omdat de bedenker Vaculik ervan droomde uit zijn land te vluchten. Omdat hij niet kon vluchten met een bestaand vervoermiddel, verzon hij de auto waarmee dat wel zou kunnen en hij zijn droom kon verwezenlijken.
3 Je moet de verkeersregels kennen en die kunnen toepassen en je moet de auto kunnen bedienen.

Slide 29 - Slide

Opdracht 4
1 B de Zweed Persson (de titel: steenrijk duidt erop dat het om de persoon gaat; slechts een alinea gaat over het spel Minecraft)

2 Het doel is informeren (ook goed: amuseren, want het is leuk om over iemands jeugd en levensloop te lezen)
3 Zijn jeugd / de jeugd van Persson
4 Het succes van Minecraft/ het ontstaan van Minecraft
5 Het spel Minecraft
6 Het is figuurlijk gebruikt. Het was precies wat hij nodig had om succesvol te worden. Door wat hij daar leerde, kon hij Minecraft maken en daar heel veel geld mee verdienen.

Slide 30 - Slide

Opdracht 4 vervolg
7 De voorbeelden zijn: het woord ‘Minecraft’ is vaker gegoogeld dan de zoektermen ‘Harry Potter’ en ‘Justin Bieber’ (die ook heel populair zijn).
Het spel is inmiddels meer dan vijftig miljoen keer gedownload. Wie op YouTube zoekt naar Minecraft, vindt meer dan 57 miljoen video’s.
8 Sociale vaardigheden heb je nodig als je met anderen iets doet. Omdat je voortdurend in contact met andere spelers bent en elkaar helpt, ben je sociaal bezig.
9 Je hebt technische, creatieve en sociale vaardigheden nodig.
10 Een optrekje duidt op iets kleins en armoedigs. Hier wordt het tegenovergestelde bedoeld.
11 Als jongetje speelde hij al graag met Lego (al. 2). Daaruit kun je opmaken dat hij het voor zijn plezier deed. Ook uit alinea 3 blijkt dat Persson en zijn team het eerst voor de lol deden.
12 Contant afrekenen betekent dat je met munt- of papiergeld betaalt en  overmaakt.  overhandigde dus een koffer met geld.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Terugblik
Wat hebben we geleerd?



Slide 33 - Slide

Einde les

Slide 34 - Slide