Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
Module lezen 
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden
Module lezen 

Slide 1 - Slide

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden verschillende verbanden
in een tekst herkennen en begrijpen
tekstverbanden 
en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Even herhalen....
- Leesstratgieën
- onderwerp en hoofdgedachte
- tekstdoelen

Slide 3 - Slide

Welke leestrategie gebruik je om het onderwerp van de tekst te bepalen?
A
Zoekend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Verkennend lezen
D
Niet lezen

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
A
Er is geen verschil.
B
De hoofdgedachte geef je weer in een zin, het onderwerp in een of twee woorden.
C
Het onderwerp is de titel, de hoofdgedachte niet.
D
Het onderwerp geef je weer in een zin, de hoofdgedachte in een of twee woorden.

Slide 5 - Quiz

Welk tekstdoel heeft de schrijver als hij/zij je wil vermaken?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 6 - Quiz

Welk tekstdoel vind je veel in krantenartikelen?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 7 - Quiz

Eerder leerde je de volgende tekstverbanden

herkennen en begrijpen

- Een opsomming;

- Een tegenstelling;

- Een toelichting (voorbeeld);

- Een tijdsvolgorde (chronologie);

- Een oorzaak-gevolg;

- Een voorwaarde.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Ingewikkeld

of niet?


Verbanden in teksten

Slide 10 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 11 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 31 - Slide

Als ik op zoek ga naar verbanden in een tekst, dan lees ik de tekst heel
A
globaal
B
langzaam
C
goed
D
snel

Slide 32 - Quiz

Deze woorden geven aan welk verband er bedoeld wordt.
Ik zet een streep onder deze _______________woorden.
A
moeilijke
B
verband
C
signaal
D
goede

Slide 33 - Quiz

We hebben Martijn gevraagd de spelregels van handbal uit te leggen omdat hij dat goed kan. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als handbalcoach.
___________
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 34 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
________
___________
___
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 35 - Quiz

Ik ben van mening dat we dit verslag anders moeten opstellen, maar daar denkt mijn klasgenoot anders over.
______
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 36 - Quiz

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
_____________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 37 - Quiz

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
__________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 38 - Quiz

GELEERD?


- je kunt met behulp van signaalwoorden verschillende verbanden
in een tekst herkennen en begrijpen
tekstverbanden 
en signaalwoorden

Slide 39 - Slide