Les 2 Hoe reageren wij op goed en kwaad?

Les 2 Hoe reageren wij op goed en kwaad?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 2 Hoe reageren wij op goed en kwaad?

Slide 1 - Slide

Vandaag
Opdracht 1 nakijken
Actualiteit
Par 2

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
1. Je weet welke reacties er zijn op goed en kwaad: 3 kenmerken.
2. Je kunt de begrippen uit die hoofdstuk toepassen op de actualiteit.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Opdracht 1, p. 107

Om menselijk samenleven mogelijk te maken, kent iedere samenleving regels of normen. Het geheel van regels die een individu of groep mensen hanteert, noemen we moraal. Als we goed nadenken over goed en kwaad zijn we bezig met ethiek. Dit is een onderdeel van de filosofie.
Als hetzelfde gedrag van mensen verschillend gewaardeerd wordt en er dus met twee maten wordt gemeten, hebben te maken met een dubbele moraal. Goede eigenschappen van iemand worden deugden genoemd. Die vind je steeds tussen twee uitersten, of wel het juiste midden. Voorbeelden van dergelijke goede eigenschappen zijn dapperheid en eerlijkheid. Niet alles wat mensen denken en doen is óf goed óf kwaad. Veel van wat dagelijks voorvalt is noch goed, noch kwaad maar neutraal. De gouden regel luidt: 'Wat jij niet wilt dat jou gebeurt, doe dat ook een ander niet aan.' Rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid zijn belangrijke waarden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Reacties op goed en kwaad
3 kenmerken:
1. Als je iets mee maakt wat verwerpelijk/of heel mooi is: komen gevoelens op: boos, verdriet, blijdschap en bewondering.
2. Deze gevoelens komen spontaan op.
3. Je gebruikt 'morele' woorden zoals slecht/goed om te beschrijven wat je er van vindt. 

Slide 7 - Slide

Verhaal: De Getuige
Jasper en zijn vriend Milan liepen na school naar huis toen ze in een steegje een groepje jongens zagen. Ze stonden dreigend om een jongere leerling heen, die er angstig uitzag.
“Heb je geld bij je of niet?” vroeg een van de jongens met een scherpe toon.
Jasper voelde een steek in zijn buik (1). Dit voelde fout, hij wist het meteen. De jongen werd gepest en misschien zelfs beroofd. Zijn hart begon sneller te kloppen, zijn handen werden zweterig (2).
Hij keek naar Milan, die ongemakkelijk heen en weer schuifelde. “Moeten we… iets doen?” fluisterde Milan.
Jasper slikte. Hij wist dat dit niet juist was. “Stop daarmee, laat hem met rust,” riep hij, zijn stem trillend.

Slide 8 - Slide

De pesters draaiden zich om, keken hem even uitdagend aan, maar toen haalde een van hen zijn schouders op. “Laat maar,” mompelde hij, en ze dropen af.
De jonge leerling keek Jasper met grote ogen aan. “Dank je,” zei hij zacht.
Onderweg naar huis voelde Jasper trots en opgelucht. “Dat was het juiste om te doen,” zei hij tegen Milan. Milan knikte. “Ja… het voelde verkeerd om niets te doen.” (3)

Slide 9 - Slide

Vragen
  1. Wat voelde Jasper op het moment dat hij zag wat er gebeurde?
  2. Hoe zou jij je voelen in zijn situatie?
  3. Wat deed Jasper direct na het zien van het pestincident?
  4. Heb je zelf weleens een spontane reactie gehad op iets dat goed of slecht voelde?
  5. Waarom zei Jasper: “Dat was het juiste om te doen”?
  6. Welke woorden zou jij gebruiken om de situatie te beschrijven? (bijv. fout, oneerlijk, dapper, rechtvaardig)
  7. Denk terug aan een moment waarop jij iets zag wat je goed of fout vond. Wat voelde je? Wat deed je? Welke woorden zou je gebruiken om dat moment te beschrijven?

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 2 tm 5
Of LVB
Of.. ethiektok

Slide 11 - Slide