Leestekens in zinnen (komma en dubbele punt)

Taalkunde (introductie)
Vandaag: starten met de komma
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Hoeveel komma's moet je in onderstaande tekst plaatsen?

'Nee nu ik er wat langer over nadenk is het niet normaal dat jongeren die midden in hun ontwikkeling zitten geen weerstand ervaren in hun proces.' 

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalkunde (introductie)
Vandaag: starten met de komma
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Hoeveel komma's moet je in onderstaande tekst plaatsen?

'Nee nu ik er wat langer over nadenk is het niet normaal dat jongeren die midden in hun ontwikkeling zitten geen weerstand ervaren in hun proces.' 

Slide 1 - Slide

Taalkunde (introductie)
Vandaag: starten met de komma
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Hoeveel komma's moet je in onderstaande tekst plaatsen?

'Nee, nu ik er wat langer over nadenk, is het niet normaal dat jongeren, die midden in hun ontwikkeling zitten, geen weerstand ervaren in hun proces.' 

Slide 2 - Slide

Vorige weken
Je hebt gewerkt aan je inzicht in taal
Je hebt geleerd hoe je in rijke taal formuleert
Je hebt schrijfopdracht 3 gemaakt (nog niet beoordeeld!)
Deze les
Je leert de rol van de komma kennen
Vooruitblik
Deze week: iedere komma juist leren plaatsen
Daarna: leestekens in woorden

Slide 3 - Slide

zonder hoofdletters punten en komma’s is een tekst wel heel lastig te lezen en te begrijpen je weet immers niet goed wanneer een nieuwe zin begint en wanneer je een pauze moet nemen in de zin om te voorkomen dat een tekst onleesbaar wordt maken we daarom gebruik van leestekens als punten en komma’s

Volg jij het nog?
Correct kommagebruik bepaalt jouw boodschap

De dubbele punt kan levens redden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 6 - Slide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • De meester zei Pietje is een monster
  • De meester zei: "Pietje is een monster."
  • "De meester," zei Pietje, "is een monster."

Slide 7 - Slide

komma (,)
Wat gebeurt hier?

  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen hebben vaak goed geleerd en geoefend.
  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen, hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 8 - Slide

komma (,)
Voor een korte pauze in een zin
Voor een betere leesbaarheid
Om misverstanden te voorkomen

Slide 9 - Slide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.
Als de nood het hoogst is, haal je de beste resultaten.

Slide 10 - Slide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
Ik heb zin in de zomer, omdat we dan 4 weken naar Frankrijk gaan.


Slide 11 - Slide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
Ik heb zin in de zomer, omdat we dan 4 weken naar Frankrijk gaan.

Let op:
Harm ging niet vissen, omdat het regent. 
vs.
Harm ging niet vissen omdat het regent, maar om een heel andere reden.

Slide 12 - Slide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)

3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden
Ik heb drie grote hobby's: hardlopen, lezen en dingen ondernemen met gezin en vrienden.
Ik houd van interessante, boeiende, knap geschreven boeken.


Slide 13 - Slide

komma (,)
1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.

2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)

3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden

4) Bij een aanspreking
Tamara, wil jij de hagelslag even aangeven?
Eet, kinderen.

Slide 14 - Slide

komma (,)
Wanneer gebruik je de komma? Resumerend:

1) Tussen 2 persoonsvormen of andere werkwoordsvormen die niet tot het gezegde behoren.
2) Voor een voegwoord (want, omdat, terwijl, dan, maar etc.)
3) Tussen delen van een opsomming en tussen bijvoeglijke naamwoorden
4) Bij een aanspreking

Oefening:
Bedenk een korte tekst waarin al deze vormen worden gebruikt.

Slide 15 - Slide

Bedenk een korte tekst met komma's:
Tussen 2 pv's, voor een voegwoord, bij een opsomming, tussen bijvoeglijke naamwoorden en bij een aanspreking.

Slide 16 - Open question

Dubbele punt 
Wat gebeurt hier?

  • De patiënt redt het niet het donorhart invriezen dus
  • De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
  • De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!

Slide 17 - Slide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring
Vingerafdrukken worden als uniek beschouwd: zelfs verschillende vingers van dezelfde hand zijn niet gelijk.

Slide 18 - Slide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring

2) voor een opsomming
De volgende leerlingen moeten nablijven: Jarno, Silvan, Tjitsche en Jasmijn

Slide 19 - Slide

Dubbele punt 
1) Voor een toelichting of verklaring

2) voor een opsomming

3) Voor een citaat
De docent meldde: "Maak je huiswerk en stel de juiste vragen, dan hoef je amper te leren voor de toets."

Slide 20 - Slide

Maak de oefenopdrachten over leesplezier.
De eerste 15 minuten leer je zelfstandig en in stilte.
Daarna mag je fluisterend overleggen.
Gebruik de theorie uit Talent
Zorg ervoor dat je de toetsvoorbereiding gebruikt
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Zelfstandig leren

Lees eerst theorie over het onderwerp
Volg de modulewijzer die aangeeft wat je moet kennen en kunnen.

Verwerk de theorie door te oefenen
Maak de opdrachten uit de modulewijzer en kijk nauwkeurig en kritisch na.

Reflecteren op het leren
Wat heb je geleerd? Wat ging goed en wat moet je nog oefenen?

Slide 22 - Slide

Een tekst zonder leestekens 
is onleesbaar.

Verbeter de volgende tekst over woorden die van een aardrijkskundige naam zijn afgeleid.

Vul aan met punten, komma's en dubbele punten. Lees de tekst en noteer voor jezelf waar je welke leestekens moet plaatsen.
Als aardrijkskundige namen gewone namen worden worden ze door taalkundigen geoniemen genoemd dat de hamburger uit Hamburg komt wekt weinig verbazing het woord spa ontleent zijn naam aan Spa een stad in de Belgische Ardennen eigenlijk is spa een merknaam maar tegen taal kan geen bedrijf op mensen gebruiken spa voor elk type water of dat nu van het merk Spa is of niet Nederlanders hebben het over 'spa rood' en 'spa blauw' daarmee verwijzen ze naar de etiketten van de echte duidelijke Spa-flessen rood voor bruisend blauw voor niet-bruisend geen kledingstof maar een kledingstuk werd misschien wel het bekendste geoniem de bikini de ontwerper wilde dat het kledingstuk zou inslaan als een bom toen hij het badpak vernoemde naar Bikini een eiland in de Stille Zuidzee daar brachten de Amerikanen in 1946 voor het eerst een atoombom tot ontploffing

Slide 23 - Slide

Als aardrijkskundige namen gewone namen worden, worden ze door taalkundigen geoniemen genoemd. Dat de hamburger uit Hamburg komt, wekt weinig verbazing. Het woord spa ontleent zijn naam aan Spa, een stad in de Belgische Ardennen. Eigenlijk is spa een merknaam, maar tegen taal kan geen bedrijf op. Mensen gebruiken spa voor elk type water, of dat nu van het merk Spa is of niet. Nederlanders hebben het over 'spa rood' en 'spa blauw'. Daarmee verwijzen ze naar de etiketten van de echte, duidelijke Spa-flessen: rood voor bruisend, blauw voor niet-bruisend.
Geen kledingstof, maar een kledingstuk werd misschien wel het bekendste geoniem: de bikini. De ontwerper wilde dat het kledingstuk zou inslaan als een bom, toen hij het badpak vernoemde naar Bikini, een eiland in de Stille Zuidzee. Daar brachten de Amerikanen in 1946 voor het eerst een atoombom tot ontploffing.

Slide 24 - Slide

1) Noteer 3 belangrijke onderdelen uit deze les.
2) Geef 2 punten aan die nieuw zijn voor jou (inzichten).
3) Noteer 1 vraag die jij hebt na deze les.

Slide 25 - Mind map