1. Macht koning (Willem I) bleef zeer groot:
- kon ministers benoemen en ontslaan
-ministers moesten aan hem verantwoording afleggen
- kon begrotingen indienen voor een periode van 10 jaar
- Koninklijke Besluiten (geen goedkeuring parlement nodig)
2. Macht 1e kamer (koning benoemd)en 2e Kamer (getrapt gekozen) erg klein.