Kies samen met je buur: 1 van de sprookjes onder De mooiste sprookjes van Anderson.
Opdracht: Lees samen met je buurman of buurvrouw het sprookje. Maak daarna samen slide 10 voor jezelf in LessonUp.
timer
10:00
Slide 12 - Slide
1. Welk sprookje heb jij gelezen? 2. Welke kenmerken heb je ontdekt in jullie gelezen sprookje?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Video
Moraal, wijze (levens)les
Sprookje
Moraal
Roodkapje
Je moet luisteren naar wat je ouders zeggen
Sneeuwwitje en de 7 dwergen
Je moet niet zomaar aanwijzingen van vreemden opvolgen
Het lelijke eendje
Je moet nooit alleen naar de buitenkant van iemand kijken. Juist door naar de binnenkant te kijken zie je hoe mooi iemand is.
Hans en Grietje
Je moet nooit zomaar vreemde mensen vertrouwen
De nieuwe kleren van de keizer
Als je zo ijdel bent dat je geen weloverwogen beslissingen meer kunt nemen dan zul je daar uiteindelijk voor gestraft worden.
Assepoester
Als je goed bent voor anderen, dan krijg je dit vanzelf een keer terug. Tegelijkertijd laat het sprookje ook zien dat valsheid wordt bestraft
Slide 15 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden komen veel voor in sprookjes en zeggen iets over het zelfstandig naamwoord (alle dieren, mensen, planten en dingen/voorwerpen)
De blondejongen
De dronken vrouw
De rondetafel
Fries suikerbrood
Het gouden kettinkje
Slide 16 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden en woorden die ’kleur’ geven aan een verhaal
De prins gaf de prinses een kus.
De dappere prins gaf de mooie prinses een dikke kus.
De kabouter woont in een huis.
De stoere kabouter woont in een klein huisje aan de rand van het bos.
De heks keek naar Hans en Grietje.
De enge, lelijke heks loerde met hongerige ogen naar de vrolijk spelende Hans en Grietje.
De tovenaar ging naar de grot.
De stokoude, mysterieuze tovenaar rende bliksemsnel naar de grot die verscholen lag in de donkere bossen.
Bijvoeglijke naamwoorden en woorden die ’kleur’ geven aan een verhaal
Slide 17 - Slide
Aan de slag!
We gaan verder met de sprookjes die we eerder hebben geschreven.
Maak een propje van je blaadje en gooi deze op mijn teken zo hard mogelijk door de klas.
Pak daarna zo snel mogelijk het sprookje van iemand anders en schrijf 5 zinnen.
Maak er daarna weer een propje van en wacht op signaal om weer te gooien.