Bezittelijk voornaamwoorden
1 / 17
Lesson duration is: 40 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
ken je de bezittelijke voornaamwoorden?
vertaal: mijn, jouw, haar, zijn
vertaal: mijn, jouw, haar, zijn
Slide 2 - Open question
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 3 - Open question
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Wo liegt (jullie) Dorf?
Wo liegt (jullie) Dorf?
Slide 4 - Open question
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Wie alt ist (jouw) Bruder?
Wie alt ist (jouw) Bruder?
Slide 5 - Open question
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Das sind (mijn) Eltern.
Das sind (mijn) Eltern.
Slide 6 - Open question
(jullie) Bücher (mv)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?
Slide 7 - Open question
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
(haar) Freund spielt Fußball.
(haar) Freund spielt Fußball.
Slide 8 - Open question
Benoem het rijtje van de bezittelijke voornaamwoorden
Slide 9 - Open question
(jullie) Bücher (mv)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?
Slide 10 - Open question
(jouw) Wie sieht ____ dein Zimmer (o) aus?
Slide 11 - Open question
(zijn)____ Neue Wohnung (v)
Slide 12 - Open question
(onze)______ Vater
Slide 13 - Open question
(jullie) ____ Haus
Slide 14 - Open question
(jullie)_____ Wohnung (v)
Slide 15 - Open question
(jouw)____ Mutter
Slide 16 - Open question
(jouw) ______ Computer (m)
