Herhaling 2H EMC

Herhaling 2H EMC
S. 55: Bezittelijke voornaamwoorden en kein

S. 56: Hoofdtelwoorden vanaf 101 (alleen D-N)
S. 56: Werkwoorden met stam op -d of -t
S. 98: Werkwoorden met een stam op een s-klank
Geslachtsregels




1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling 2H EMC
S. 55: Bezittelijke voornaamwoorden en kein

S. 56: Hoofdtelwoorden vanaf 101 (alleen D-N)
S. 56: Werkwoorden met stam op -d of -t
S. 98: Werkwoorden met een stam op een s-klank
Geslachtsregels




Slide 1 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 2 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 3 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 4 - Quiz

(jouw) Schule (v)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Open question

(jullie) Bücher (mv)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 6 - Open question

(onze) Zimmer (o)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Open question

Hoe vinden we de stam van een werkwoord?
A
-n van het werkwoord afhalen
B
door de takken te verwijderen
C
-en van het werkwoord afhalen
D
-n of -en van het werkwoord afhalen

Slide 8 - Quiz

De uitgang van de persoon 'du' bij het zwakke werkwoord is:
A
e
B
st
C
t
D
en

Slide 9 - Quiz

wohnen
ihr....
A
wohnst
B
wohnt
C
wohnest
D
wohnet

Slide 10 - Quiz

arbeiten
du .....
A
arbeitet
B
arbeitest
C
arbeitst
D
arbeiteste

Slide 11 - Quiz

bleiben
ihr .....

Slide 12 - Open question

kosten
es ......

Slide 13 - Open question

finden
er .....

Slide 14 - Open question

tanzen
du ...

Slide 15 - Open question

Welk getal is juist geschreven?
A
hunderdeins
B
hunderteins
C
houndreteins
D
hundertein

Slide 16 - Quiz

Vertaal 299

Slide 17 - Open question

Hoe schrijf je 926 voluit?

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je 1.000.000 voluit?

Slide 19 - Open question

Hoe schrijf je 2.000.000.000 voluit?

Slide 20 - Open question

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

_____ Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

_____ Wirklichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

_____ Bierchen
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

_____ Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

______ Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz