This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Korte opdracht: lees de volgende tekst
Slide 1 - Slide
hallo hoe gaat het met je met mij gaat het goed we hebben elkaar al een tijdje niet gezien dus zullen we dit weekend afspreken zaterdagmiddag kan ik wel groetjes
Slide 2 - Slide
Hoe ging dat?
Slide 3 - Slide
Hallo, hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed. We hebben elkaar al een tijdje niet gezien, dus zullen we dit weekend afspreken? Zaterdagmiddag kan ik wel. Groetjes!
Slide 4 - Slide
Welke leestekens ken je?
Slide 5 - Mind map
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Slide 6 - Mind map
Hoofdletters
1. Aan het begin van de zin.
2. Bij namen. (Namen van personen, aardrijkskundige plaatsen, bedrijven, merken, boeken, films, wetten, talen, feestdagen en historische gebeurtenissen)
Slide 7 - Slide
Schrijf de zin goed op: elke donderdag eet ik samen met mijn familie
Slide 8 - Open question
Schrijf de zin goed op: wie nodigt zij uit voor haar verjaardag
Slide 9 - Open question
Schrijf de zin goed op: jordy en ahmad kennen elkaar van de voetbalclub
Slide 10 - Open question
Wanneer zet je een komma?
Slide 11 - Mind map
De komma ,,,,,,,,,,,,,,,,,,
Een komma is een rustpunt in de zin, vaak een korte pauze bij hardop lezen.
Slide 12 - Slide
Je gebruikt een komma
Tussen bijvoeglijke naamwoorden die bij het volgende zelfstandige naamwoord horen:
Er staat een mooie, glimmende auto in de straat.
Slide 13 - Slide
Je gebruikt een komma
In een opsomming (maar niet voor het woordje 'en'):
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
Slide 14 - Slide
Je gebruikt een komma
Tussen twee persoonsvormen in samengestelde zinnen:
1. Als je hier de hoek om gaat, kom je bij de bushalte.
2. Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.
Slide 15 - Slide
Je gebruikt een komma
Achter een briefaanhef:
Beste Thijs,
Geachte heer/mevrouw,
Slide 16 - Slide
Je gebruikt een komma
Rondom een bijzin of toevoeging die iets meer vertelt over het zojuist genoemde:
1. Nick en Simon, een populair duo uit Volendam, hebben een nieuwe cd.
2. De benzineprijs, die al vier keer verhoogd is, jaagt de mensen de auto uit.