H5-voorzetsel

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Nederlands

Programma

• welkom
• herhaling
• doelen
• uitleg
• opdrachten
• evaluatie 

Zoek de bnw
Het schattige meisje had een kleine teddybeer.

Doel

Aan het einde van de les:

• kun je het voorzetsel in een zin herkennen en benoemen.

Opdracht

Vul een passend woord in op de stippellijntjes. 

In een zin kunnen meerdere lijntjes staan. Typ het dan zo:

op in bij 

Ik ben ... bezoek ... mijn rijke oom en tante ... Amerika.

Mijn oom woont ... een te gek cool huis.

Ik lig nu ... de bank ... de huiskamer.

Ik kijk ... de tuin ... een groot zwembad.

Voorzetsel

Voorzetsels zijn woorden die voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord kunnen staan. 

Ze helpen een precieze plaats, richting of tijd aan te geven. 

Voorbeelden: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs, tijdens

In de achtertuin liggen twee katten naast de vijver te zonnen. 

Voorzetsel

De meeste voorzetsels kan je invullen op de puntjes van de volgende woordgroepen:

... de kamer

... het feest

... het bureau

Voorzetsel

Je kan ook deze twee gebruiken:

plaats -> de vogel zit/ vliegt ... kooi

tijd -> ... de vakantie

Opdracht

Lees de zin. In elke zin staan twee voorzetsels. Schrijf ze op. 

Ik ga met mijn vriendin naar muziekles.

Kom je na de vakantie bij mij eten?

We gaan met de trein naar Parijs.

Voor mijn deur poept een hond op de stoep.

Achter het huis staat een appelboom in het weiland.

Ik zat in de trein zonder kaartje.

Bij Nederlands zit ik naast mijn vriend.

Op de terugweg fiets ik langs de bakker.

Ik schoot de bal eerst tegen het raam en toen op het dak.

De foto's hangen aan de muur in mijn kamer.

Opdracht

Zoek de voorzetsels in de zinnen en schrijf deze op.

Er leven mensen in de woestijn. Daar groeit bijna niets!

Hoe kun je leven van een landschap zonder zee en planten?

De mensen in de woestijn leven van de veeteelt. Ze hebben bijvoorbeeld kamelen.

Ze leven in tenten. Als ze ergens water vinden, blijven ze daar tot er niets meer is.

Dan leiden ze hun dieren naar een andere plaats. De dieren vervoeren alle spullen op hun rug.

Evaluatie

Je kan het voorzetsel in een zin herkennen en benoemen.

Voorzetsels

Zoek de voorzetsels in deze zin:
De kat lag op een zacht bed van veren.

Hoe heb jij de voorzetsels gevonden in de zinnen?