What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Signaalwoorden 4H
Signaalwoorden
Signalwörter
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Signaalwoorden
Signalwörter
Slide 1 - Slide
Wat zijn signaalwoorden?
Signaalwoorden zijn woorden - woordgroepen - leestekens
Deutsche Signalwörter:
indem, allerdings, trotz, also, gar, jedenfalls, bevor.................. und so weiter.....
Slide 2 - Slide
Wat doen signaalwoorden?
Signaalwoorden geven een
verband
aan tussen zinnen of alinea's.
Zo'n verband kan zijn
*tegenstelling *beperking * voorbeeld
*vergelijking *reden/oorzaak *gevolg etc.
Slide 3 - Slide
Mach es dir leicht:
Du kannst Signalwörter markieren,
damit
du sie einfach wiederfindest.
Slide 4 - Slide
Wo finde ich diese Wörter??
Bijvoorbeeld tussen hoofdzin en bijzin:
Sie ist traurig,
weil
sie Liebeskummer hat.
Of aan het begin van een zin:
Ich habe seit Wochen nicht mehr studiert.
Mittlerweile
habe ich alles vergessen.
Slide 5 - Slide
Signaalwoordentekens
Ook leestekens kunnen als signaal in de tekst dienen
Denk bijvoorbeeld aan : de dubbele punt
Und schon war das erste Problem da: Auto kaputt.
Er hat vier Brüder: Michael, Andy, Boris und Simon.
Slide 6 - Slide
Signaalwoorden geven een verband aan tussen ...
A
zinnen
B
alinea's
C
zowel zinnen als ook alinea's
D
alle antwoorden zijn fout
Slide 7 - Quiz
In je examen heb je kennis van signaalwoorden nodig om ...
A
te kunnen uitleggen hoe alinea's zich tot elkaar verhouden
B
te kunnen uitleggen wat de functie van een alinea is
C
op een open plaats het juiste signaalwoord in te kunnen vullen
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quiz
Deze signaalwoorden geven
benadrukking
aan
besonders = in het bijzonder, vooral
vor allem = vooral, in het bijzonder
selbst = zelfs
sogar = zelfs
Slide 9 - Slide
besonders =
A
vooral
B
zelfs
C
natuurlijk
D
zeker
Slide 10 - Quiz
Wat voor soort signaalwoord is 'besonders'?
A
bevestiging
B
samenvatting
C
benadrukking
D
opsomming
Slide 11 - Quiz
sogar =
A
besonders
B
selbst
C
vor allem
D
het juiste synoniem staat er niet bij
Slide 12 - Quiz
Er ist reich, sogar sehr reich.
sogar is een signaalwoord dat aangeeft....
A
argumentatie
B
benadrukking
C
beperking
D
bevestiging
Slide 13 - Quiz
Kombiniere die Signalwörter mit ihrer Übersetzung.
maar
en
of (bij vergelijking)
ook
omdat
want
in plaats van
oder
auch
und
weil
aber
statt
denn
Slide 14 - Drag question
Welk tekstverband geven de signaalwoorden aan?
tegenstelling
opsomming
vergelijking
reden, verklaring
oder
auch
und
weil
aber
denn
Slide 15 - Drag question
Deze signaalwoorden geven
bevestiging
aan
klar = vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich = natuurlijk, vanzelfsprekend
tatsächlich = inderdaad, zeker
wirklich = werkelijk, inderdaad, zeker
Slide 16 - Slide
klar =
A
natürlich
B
tatsächlich
C
wirklich
D
het juiste synoniem staat er niet bij
Slide 17 - Quiz
tatsächlich
A
natuurlijk
B
vanzelfsprekend
C
inderdaad
D
vooral
Slide 18 - Quiz
tatsächlich
A
klar
B
natürlich
C
wirklich
D
het juiste synoniem staat er niet bij
Slide 19 - Quiz
Wat drukt het volgende signaalwoord uit?
tatsächlich
A
benadrukking
B
mogelijkheid
C
bevestiging
D
vergelijking
Slide 20 - Quiz
Deze signaalwoorden geven een
reden/verklaring
aan
denn = want
dennoch = toch, echter
deswegen = daarom, om die reden
das heißt = dat wil zeggen
weil = omdat
Slide 21 - Slide
deswegen =
A
daarna
B
daarom
C
daarover
D
dus
Slide 22 - Quiz
het signaalwoord 'deswegen' geeft aan:
A
een tegenstelling
B
een reden
C
een vergelijking
D
een voorwaarde
Slide 23 - Quiz
omdat
want
dat wil zeggen
daarom, om die reden
toch, echter
denn
dennoch
weil
deswegen
das heißt
Slide 24 - Drag question
dennoch
dennoch = toch, echter
Dit signaalwoord kan twee soorten verbanden aangeven:
- een reden/verklaring
- een tegenstelling
Meestal geeft het een tegenstelling aan.
Als het een verklaring aangeeft, dan is het vaak iets bijzonders.
Slide 25 - Slide
Sie war die Jüngste im Team, dennoch führte sie das Projekt erfolgreich.
Welk verband geeft het signaalwoord 'dennoch' aan?
A
tegenstelling
B
verklaring
Slide 26 - Quiz
Sie hat wenig Geld, dennoch kauft sie neue Schuhe.
Welk verband geeft het signaalwoord 'dennoch' hier aan?
A
tegenstelling
B
verklaring
Slide 27 - Quiz
Deze signaalwoorden geven een
tegenstelling
aan
aber = maar
sondern = maar
doch = toch, echter, evenwel
dennoch = toch, echter, desondanks
statt = in plaats van
stattdessen = in plaats van
trotzdem = desondanks, toch, niettemin
Slide 28 - Slide
statt
A
bovendien
B
maar
C
aangezien
D
in plaats van
Slide 29 - Quiz
Ich nehme Cola statt Fanta.
'statt' is een signaalwoord van ...
A
opsomming
B
tegenstelling
C
gevolg
D
bevestiging
Slide 30 - Quiz
trotzdem =
A
bovendien
B
daarom
C
desondanks
D
weliswaar
Slide 31 - Quiz
Es regnet, trotzdem gehen wir nach draußen.
Het signaalwoord 'trotzdem' geeft aan een ...
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden,oorzaak
D
voorbeeld
Slide 32 - Quiz
Deze signaalwoorden geven een
opsomming
aan
auch = ook
und = en
dann = dan, vervolgens
außerdem = bovendien
(zu)erst = eerst
'erst' kan ook 'pas' betekenen
zunächst = eerst
erstens, zweitens, drittens = ten eerste, ten tweede, ten derde
Slide 33 - Slide
zunächst =
A
eerst
B
volgend
C
laatst
D
de juiste betekenis staat er niet bij
Slide 34 - Quiz
außerdem =
A
bovendien
B
over heen
Slide 35 - Quiz
Martin kam erst um 22.00 Uhr zuhause.
'erst' betekent hier
A
eerst
B
pas
Slide 36 - Quiz
Ich mache erst die Hausaufgaben, dann spiele ich Gitarre.
Het woordje 'erst' betekent hier
A
eerst
B
pas
Slide 37 - Quiz
Signalwörter
hoewel
daarentegen
tevens, eveneens
zo ook
bovendien
in plaats van
desalniettemin, toch
sowie
dennoch
ebenfalls
außerdem
hingegen
stattdessen
obwohl
Slide 38 - Drag question
Signalwörter
hoewel
want
echter
maar, echter
in plaats van
bovendien, daarenboven
terwijl
namelijk
stattdessen
obwohl
sondern
zudem
allerdings
denn
nämlich
indem
Slide 39 - Drag question
Signalwörter
Opsomming
Tegenstelling
sowie
dennoch
ebenfalls
außerdem
hingegen
stattdessen
obwohl
sondern
zudem
allerdings
denn
nämlich
indem
Slide 40 - Drag question
Wat zijn signaaltekens?
A,B enz
Cijfers
Streepjes, bullets
Onderstrepingen
Vetgedrukt
Cursief
Afwijkende marges
Opsommingswoorden
korte alinea's
steeds dezelfde woorden
dubbele punt
Lange woorden
Slide 41 - Drag question
Ende
Slide 42 - Slide
More lessons like this
quiz signaalwoorden Duits
January 2024
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4-6
Kijk- & luistervaardigheid Duits leerjaar 4
February 2025
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
Signalwörter
March 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Signalwörter
4 days ago
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
P4 - lesweek 3 (les 1)
May 2021
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Signalwörter
4 days ago
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
V5 15.4. Sophie 32, Voegwoorden, Sprechen K 3 4
7 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Signalwörter
June 2022
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6