H2.4 Rekenen met eenheden

H2.4 Rekenen met eenheden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2.4 Rekenen met eenheden

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les:
  • Ken je de verschillende grootheden en eenheden en kun je omrekenen met de eenheden.
  • Kan je rekenen met de dichtheid
  • Significante cijfers bij het afronden gebruiken

Slide 2 - Slide

SI-eenheden
In het Internationaal stelsel van eenheden (SI) zijn een aantal standaard eenheden afgesproken:




De standaardeenheden kunnen worden vergroot met verschillende factoren (zie Binas tabel 2), zoals: kilo (103), mega (106), milli (10-3).
 

Slide 3 - Slide

Significante cijfers  Numerieke data
Wiskunde is gebaseerd op getallen

Exacte getallen komen uit:
  • Tellen
  • Definities

Wetenschap is gebaseerd op metingen
Alle metingen hebben:
  • Grootte
  • Eenheid
  • Nauwkeurigheid

Slide 4 - Slide

Aflezen

Slide 5 - Slide

Meetwaarden
  • Meetwaarden nooit volledig nauwkeurig
  • Onnauwkeurigheden treden op bij
     - aflezen
    - niet perfect glaswerk
     - onnauwkeurige maatverdeling
    - etc
  • Meetwaarden zijn dus geen exacte getallen


Slide 6 - Slide

Significante cijfers
Significante cijfers zijn cijfers die zin hebben.

Hoe meer significante cijfers, hoe nauwkeuriger.

Slide 7 - Slide

Wat zijn significante cijfers
Het aantal significante cijfers van een meetwaarde is de hoeveelheid getallen van deze meetwaarde
  • Nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers
  • Nullen aan het einde van een getal zijn wel significante cijfers

Slide 8 - Slide

Wat zijn significante cijfers?
Machten van tien doen niet mee 
met de significantie cijfers.

Hoe schrijf je de volgende getallen in 2 s.c.?


Slide 9 - Slide


De rekenregels bij significante cijfers!

Slide 10 - Slide

Vermenigvuldigen/delen
Bij vermenigvuldigen en/of delen van meetwaarden moet je het antwoord in net zo veel significante cijfers geven als de kleinste hoeveelheid significante cijfers uit die berekening.

 

Slide 11 - Slide

Optellen / Aftrekken
Bij optellen en/of aftrekken van meetwaarden moet je het antwoord zoveel cijfers achter de komma geven als de kleinste hoeveelheid decimalen van de meetwaarden uit de berekening

Slide 12 - Slide

Exacte getallen in berekening

Exacte getallen die geen meetwaarde zijn, kan je negeren bij bepaling van significante cijfers

Je verdeeld 33,0 mL gelijk over drie bekerglazen. Hoeveel mL zit er in elk bekerglas?

11,0 mL

Slide 13 - Slide

Tussenantwoorden
Tussenantwoorden schrijf je met één significant cijfer meer als het eind antwoord. Zo voorkom je tijdens een langere berekening afrondfouten en ‘genereer’ je ook geen nauwkeurigheid

 

Slide 14 - Slide

Eenheden van volume

Slide 15 - Slide

Eenheden van massa

Slide 16 - Slide

Dichtheid
De massa geeft aan hoe “zwaar” iets is. Het volume geeft aan hoeveel ruimte iets inneemt.  Dichtheid is de massa van 1,0 cm3 van een stof.
Dichtheid = massa : volume
ρ = m : V
        ρ = dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
        m = massa in gram (g)
         V = Volume in kubieke centimeter (cm3)
         (Eenheden kunnen ook resp. zijn: kg/m3, kg en m3).





Slide 17 - Slide

Evaluatie Leerdoelen
Na afloop van deze les:
  • Ken je de verschillende grootheden en eenheden en kun je omrekenen met de eenheden.
  • Kan je rekenen met de dichtheid
  • Significante cijfers bij het afronden gebruiken

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Lees HS2.4 (blz. 55-57)
Maak de vragen 51 t/m 65 (blz. 58-59)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 19 - Slide