Unité 1 - ÉCOUTER les 2 - V3

Les Drom Com
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les Drom Com

Slide 1 - Slide



- Parler ensemble de ton sport
                           parler
     
- Faire des exercices avec les sport et activités                              
                                                    en/of
- Faire l'exercice 10     
                            vocabulaire                
Jeudi 17 novembre
Na deze les: - weet ik hoe ik in het Frans over mijn                                             sport/hobby moet vertellen
                        - ken ik nieuwe Franse woorden 

Slide 2 - Slide

Welke werkwoord wordt in het Frans het meest gebruikt om een sport/activiteit te vertellen?

Slide 3 - Open question

Welke werkwoord wordt in het Frans gebruikt om over een instrument te vertellen?

Slide 4 - Open question

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Je fais ............. basket (le basket)
A
de la
B
des
C
de l'
D
du

Slide 5 - Quiz

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Je joue ............. guitare(la guitare)
A
de la
B
des
C
de l'
D
du

Slide 6 - Quiz

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Je fais ............. escalade
A
de la
B
des
C
de l'
D
du

Slide 7 - Quiz

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Tu joues ............. percussions?
A
de la
B
des
C
de l'
D
du

Slide 8 - Quiz

Welke werkwoord wordt in het Frans soms gebruikt om over een balsport te vertellen?

Slide 9 - Open question

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Tu joues ............. console? (la console)
A
à la
B
aux
C
a l'
D
au

Slide 10 - Quiz

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
Nous jouons ............. foot. (le foot)
A
à la
B
aux
C
a l'
D
au

Slide 11 - Quiz

Welke lidwoord gebruik je in deze zin:
J'aime jouer ................ jeux vidéos.
A
à la
B
aux
C
a l'
D
au

Slide 12 - Quiz

Welke lidwoorden gebruik je in het Frans bij het werkwoord "faire + sport/activiteit"?
A
au/à la/à l'/aux
B
de la / du / de l' / des

Slide 13 - Quiz

Welke lidwoorden gebruik je in het Frans bij het werkwoord "jouer + instrument"?
A
au/à la/à l'/aux
B
de la / du / de l' / des

Slide 14 - Quiz

Welke lidwoorden gebruik je in het Frans bij het werkwoord "jouer + spel/balsport"?
A
au/à la/à l'/aux
B
de la / du / de l' / des

Slide 15 - Quiz

Qu'est-ce que tu
fais comme sport?

Slide 16 - Mind map