Klare taal 16: dit/dat, deze/die

Dit/dat, deze/die
Theorie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Dit/dat, deze/die
Theorie

Slide 1 - Slide

Welke is fout?
A
Deze boek is van mij
B
Dit meisje gaat weg
C
Dat kind is vervelend
D
Die huizen zijn groot

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Het schema 
Dichtbij
Ver weg 
De-woorden
Deze
Die
Het-woorden
Dit
Dat

Slide 4 - Slide

Dus

Deze foto is mooi (de foto)
Die leerlingen zijn slim (de leerlingen)
Dit boek is goed (het boek)
Dat huis is groot (het huis)

Slide 5 - Slide

Maar
Deze vis is groot -> Dit is een grote vis (de vis) 
Die ballon is mooi -> Dat is een mooie ballon (de ballon)
Dit boek is goed -> Dit is een goed boek (het boek)
Dat horloge is duur -> Dat is een duur horloge (het horloge)

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Wat zijn dat? Dat zijn knikkers.
Zijn die knikkers van jou? Nee, die knikkers zijn van mijn zusje

Slide 7 - Slide

Deze of dit?
A
Deze vrouwen gaan wandelen
B
Dit vrouwen gaan wandelen

Slide 8 - Quiz

Deze of dit?
A
Dit meisje is moe
B
Deze meisje is moe

Slide 9 - Quiz

Die of dat?
A
Die pen schrijft goed
B
Dit pen schrijft goed

Slide 10 - Quiz

Vul in: Deze of dit
Is ................. tas van jou?

Slide 11 - Open question

Vul in: die of dat
.............. huis is groot.

Slide 12 - Open question




Goed gedaan!

Slide 13 - Slide