VWO 2 - SPELLING - MEERVOUD

Studyflow Spelling S2
S2.1 Spelling divers
S2.2 Meervoud (alle vormen)
S2.3 Aan elkaar of los: basisregels
S2.4 Afbreekregels

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Studyflow Spelling S2
S2.1 Spelling divers
S2.2 Meervoud (alle vormen)
S2.3 Aan elkaar of los: basisregels
S2.4 Afbreekregels

Slide 1 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
Het meervoud van veel zelfstandige naamwoorden maak je door -en achter het woord te zetten.
fiets > fietsen

Slide 2 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
Medeklinkerverdubbeling
> Bij woorden die eindigen op een medeklinker wordt de medeklinker vaak verdubbeld.
kapstok > kapstokken

Slide 3 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Bij woorden die eindigen op -ik, -es of -et is er niet altijd medeklinkerverdubbeling.
Er is wel medeklinkerverdubbeling als de klemtoon op de lettergreep met -ik, -es of -et valt:
mes > messen, vet > vetten

Slide 4 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Bij woorden die eindigen op -ik, -es of -et is er niet altijd medeklinkerverdubbeling.
Er is geen medeklinkerverdubbeling als de klemtoon niet op de lettergreep met -ik, -es of -et valt:
viezerik > viezeriken, perzik > perziken

Slide 5 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Er zijn ook woorden die je in het meervoud zet door er een -s achter te plakken:

vakantie > vakanties

Slide 6 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Je gebruikt -'s bij woorden die eindigen op de letters i, o, u, a of y:

baby > baby's
kiwi > kiwi's

Slide 7 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> LET OP! Als er nog een klinker voor de y staat, schrijf je de -s aan het woord vast:
essay > essays
jockey > jockeys


Slide 8 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Je gebruikt -'s bij afkortingen in het meervoud:

wc > wc's
tv > tv's

Slide 9 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Woorden op -cus krijgen in het meervoud een -i (Latijn): 
politicus > politici
technicus > technici

Slide 10 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Wanneer woorden in het enkelvoud eindigen op -ie of -ee, dan krijgen ze soms een -s in het meervoud (kanaries, lelies, abonnees). Maar dat is niet altijd het geval. Sommige woorden eindigen in het meervoud op -ën of -eën.

Slide 11 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Wanneer woorden in het enkelvoud eindigen op -ie of -ee, dan eindigen ze soms in het meervoud op -ën of -eën.
Je schrijft -eën als de klemtoon op de laatste -ie of -ee ligt.
melodie > melodieën
drie > drieën

Slide 12 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Wanneer woorden in het enkelvoud eindigen op -ie of -ee, dan eindigen ze soms in het meervoud op -ën of -eën.
Je schrijft -ën als de klemtoon op een andere lettergreep ligt.
bacterie > bacteriën
olie > oliën

Slide 13 - Slide

Dat tijdschrift heeft heel veel abonnees / abonneën

timer
0:20
A
abonneën
B
abonnees

Slide 14 - Quiz

Ik hoor zulke mooie melodies /
melodieën als ik naar dat muziekstuk luister.
timer
0:20
A
melodies
B
melodieën

Slide 15 - Quiz

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden krijgen een 
-n als ze naar personen verwijzen die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
Op de sportclub kwamen wij een paar bekenden tegen.
Alle aanwezigen krijgen een welkomstdrankje.

Slide 16 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen -n als ze naar mensen verwijzen die wel in dezelfde zin staan.
Voor jonge mensen is een griepje niet zo erg, maar voor oude is het best gevaarlijk.
oude (mensen)

Slide 17 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
Van die gestolen sieraden zijn alleen de goedkope teruggevonden.

Slide 18 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Beide(n) + alle(n)
Deze woorden krijgen geen -n als ze zelfstandig gebruikt worden (zonder een zelfstandig naamwoord dus), maar niet naar personen verwijzen.
We moesten twee opdrachten maken; beide waren moeilijk.

Slide 19 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> Beide(n) + alle(n)
Beide en alle krijgen wel een -n als ze zelfstandig gebruikt worden en verwijzen naar personen die eerder zijn genoemd.
Ik heb twee goede vrienden. Beiden zitten bij mij in de klas.


Slide 20 - Slide

Alle afwezigen / afwezige werden op een lijst gezet.

timer
0:20
A
afwezigen
B
afwezige

Slide 21 - Quiz

Grote kinderen mogen in alle attracties van de Efteling, kleine / kleinen niet.

timer
0:20
A
kleinen
B
kleine

Slide 22 - Quiz

Van die dure auto's zijn alleen de rode / roden verkocht.

timer
0:20
A
roden
B
rode

Slide 23 - Quiz

Ik heb twee oudere broers. Met beide / beiden kan ik goed opschieten.


timer
0:20
A
beide
B
beiden

Slide 24 - Quiz

We moesten opdrachten maken; alle / allen waren moeilijk.

timer
0:20
A
allen
B
alle

Slide 25 - Quiz

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> sommige, enkele, weinige, vele en andere 

Deze woorden krijgen geen -n als ze zelfstandig gebruikt worden (zonder een zelfstandig naamwoord dus), maar niet naar personen verwijzen.

De tickets zijn bijna uitverkocht, maar er zijn er nog enkele beschikbaar.

Slide 26 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
Zelfstandig gebruik van sommige, enkele, weinige, vele en andere zelfstandig > staat de persoon waar het woord naar verwijst al eerder in de zin of in de vorige zin > kun je deze persoon invoegen zonder dat de betekenis van de zin verandert, komt er ook geen -n achter het woord.
Er zijn veel winkeliers in de stad. Vele doen mee aan de wedstrijd voor 'beste winkel'. 

Slide 27 - Slide

S2.2 Meervoud (alle vormen)
> LET OP!
Deze woorden krijgen wel een -n als ze zelfstandig gebruikt worden en slaan op personen in het algemeen.
Velen hebben gisteren naar de voetbalwedstrijd gekeken.
Dat hebben anderen ooit zo bedacht. 

Slide 28 - Slide

Veel leerlingen waren enthousiast over het project. Sommige / sommigen konden maar meedoen.

timer
0:20
A
sommige
B
sommigen

Slide 29 - Quiz

Velen / vele hebben de voetbalwedstijd Ajax - PSV gekeken.

timer
0:20
A
vele
B
velen

Slide 30 - Quiz

Oefenen
1) Lees de theorie van Spelling S2.2 (intro + uitleg)
3) Maken Spelling S2.2
Klaar?
4) Maken S2.3 + S2.4 + Test Jezelf
5) Maken LT2 + F1

Slide 31 - Slide