Lezen - Feiten, menigen en argumenten

Feiten, meningen en argumenten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
Je leert meningen herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

Feit
Je kan dit controleren

Vroomshoop heeft ongeveer 8700 inwoners.
De docent gym houdt van sporten.

Slide 3 - Slide

Mening
Wat iemand vindt.
Je kan het eens of oneens zijn met een mening

Ik hou van sporten.
Ik vind dit een mooi gebouw.

Slide 4 - Slide

Argumenten
Uitleggen waarom je iets vindt.
omdat, want, daarom, namelijk


Ik hou van sporten, omdat ik dan mijn energie kwijt kan.
Ik vind dit gebouw mooi, want het heeft mooie vormen.



Slide 5 - Slide

Hoe herken je ze nu?
  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: het is een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je vaak aan: Ik vind, Volgens mij.
  • Een argument herken je aan: want, omdat, daarom en namelijk 

Slide 6 - Slide

Feit of mening?
Vandaag is het dinsdag.

Slide 7 - Slide

Feit of mening?
Den Ham is saai.

Slide 8 - Slide

Feit of mening?
Dieselmotoren zijn slecht voor de gezondheid

Slide 9 - Slide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

Slide 10 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Omdat hij goede standpunten heeft.

Slide 11 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.

Slide 12 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

Slide 13 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Morgen moet ik naar de tandarts.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Nieuw Nederlands online
H4 Lezen
Feiten, meningen en argumenten

Slide 15 - Slide