This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Meld je aan bij LessonUp
Slide 1 - Slide
Programma
- Herhaling gisteren
- Bespreken huiswerk
- Uitleg nieuwe stof: poëzie
- Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Welke drie vertelperspectieven zijn er?
Slide 3 - Mind map
Wat is historische tijd?
Slide 4 - Mind map
Wat is vertelde tijd?
Slide 5 - Mind map
Bespreken huiswerk
- Opdracht 2 en 3
Slide 6 - Slide
In welk perspectief denk je dat dit verhaal geschreven is?
Slide 7 - Slide
In welk perspectief denk je dat dit verhaal geschreven is?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende verteller
Slide 8 - Quiz
Welke sfeer denk je dat er in het begin in het bejaardenhuis heerst?
Welke sfeer denk je dat er aan het einde heerst?
Slide 9 - Slide
Sfeer begin en sfeer eind?
Slide 10 - Open question
In welk perspectief is dit verhaal geschreven?
Slide 11 - Slide
Welk perspectief herken je?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende verteller
Slide 12 - Quiz
De rest van de antwoorden zet ik vanmiddag op Magister
Slide 13 - Slide
Uitleg nieuwe stof: poëzie
- Je weet wat poëzie is en hoe een dichter betekenis aan zijn gedicht kan toevoegen.
- Je kunt benoemen hoe een dichter in een gedicht betekenis toevoegt.
Slide 14 - Slide
Uitleg nieuwe stof: poëzie
Kan iemand vertellen wie dit zijn?
Slide 15 - Slide
Uitleg nieuwe stof: poëzie
- Veel betekenis
- Vrijheid
- Betekenis toevoegen
- Voordragen
Slide 16 - Slide
Weinig woorden, veel betekenis
Een dichter probeert een bepaald gevoel op te wekken met een gedicht. De woorden zijn zorgvuldig gekozen en de zinnen nauwkeurig geformuleerd. De betekenis van een gedicht hoeft niet eenduidig te zijn. Iedere lezer kan zijn eigen interpretatie geven.
Slide 17 - Slide
geluidsoverlast
er zat een deuntje
vast in mijn hoofd
het kwam er niet uit
de buren belden de politie
mijn gedachten waren te luid
Bron: Akwasi - Laten we het er maar niet over hebben
Slide 18 - Slide
Vrijheid
Een dichter hoeft zich niet aan de regels van de taal te houden, maar bepaalt zelf hoeveel vrijheid hij neemt om zijn zinnen vorm te geven. Hij kan bijvoorbeeld opzettelijk grammaticale fouten maken of niet-bestaande woorden gebruiken.
Slide 19 - Slide
Beugelsj
O sjo'n mond vol apparaten
isj een sjware sjtvaf voor mij,
ik ga sjlisjen bij het pvaten
en ik sjpuug er ook nog bij.
En mijn moed sjinkt in mijn sjchoenen,
want het isj sjo'n sjtom gevoel,
en wie sjal me sjo nog sjoenen
met sjulk sjtaaldraad in mijn sjmoel.
Bron: Joke van Leeuwen (1952)
Slide 20 - Slide
Bron: Paul van Ostaijen
Slide 21 - Slide
Betekenis toevoegen
Een dichter voegt vaak stijlfiguren, beeldspraak, opvallende woorden of woorden met meerdere betekenissen toe. Op die manier speelt de schrijver met de betekenis van zinnen en tekst. Zo kan hij betekenis toevoegen.
Slide 22 - Slide
Bron: Merel Morre
Slide 23 - Slide
Voordragen
Gedichten lenen zich er vaak voor om voorgedragen te worden. Dan hoor je ritme en rijm exrta goed en kun je gevoel in de tekst leggen. Hier bestaat zelfs een sport voor: poetry slam. Tijdens een poetry slam worden zelfgeschreven gedichten voorgedragen in een duel.
Slide 24 - Slide
Opdracht
- Zoek een gedicht dat je aanspreekt
- Vertel hoe de dichter betekenis geeft aan het gedicht en probeer te verzinnen welke betekenis het gedicht heeft. Heeft de dichter gebruik gemaakt van de vrijheid, zoja hoe?