15-02 Leesvaardigheid Hst. 5

HV 1R
Welkom
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HV 1R
Welkom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Programma deze les

  • Oefenen met tekstdoelen (H5)
  • Vervolg leesvaardigheidsquiz












    Slide 3 - Slide

    Leerdoel deze week
    Je leert deze week over tekstdoelen en hoe je een tekst afstemt op je publiek 

    De komende weken zijn we vooral met leesvaardigheid bezig!

    Slide 4 - Slide

    Huiswerk
    Achterstallig huiswerk afmaken

    Slide 5 - Slide

    Leesvaardigheid
    1.  onderwerp
    2. deelonderwerpen
    3. inleiding, slot en hoofdgedachte
    4. tekstverbanden en signaalwoorden
    5. doel van een tekst
    6. tekst en beeld

    Slide 6 - Slide

    Welke tekstsoorten ken je? 

    Slide 7 - Slide

    Tekstsoorten 
    1. strip, WhatsApp-bericht, sms
    2. krantenartikel, tijdschriftartikel
    3. verhaal, gedicht
    4. theaterstuk
    5. verkeersbord 
    6. reclametekst
    7. uitnodiging

    Slide 8 - Slide

    Vier tekstdoelen
    1. Amuseren
    2. Informeren
    3. Overtuigen
    4. Activeren

    Slide 9 - Slide

    Amuseren
    Doel: dat je je vermaakt: de schrijver wil dat de tekst leuk is.

    Tekstsoorten? 
    • roman, strip, cartoon, mop, column, kort verhaal

    Slide 10 - Slide

    Informeren
    De schrijver wil dat je iets te weten komt of iets leert

    Tekstsoorten? 
    • nieuwsbericht, gebruiksaanwijzing, instructie, verslag, studieboek, artikel, folder

    Slide 11 - Slide

    Overtuigen
    De schrijver wil dat je zijn of haar mening overneemt en het met hem/haar eens bent

    Tekstsoorten? 
    • betoog, ingezonden brief, column, recensie

    Slide 12 - Slide

    Activeren
    De schrijver wil dat je iets gaat doen: meedoen met iets, iets opsturen, ergens naar toe gaan,...

    Tekstsoorten? 
    • reclamefolder, advertentie, uitnodiging, affiche, flyer

    Slide 13 - Slide

    Opdracht 2 samen maken

    Slide 14 - Slide

    Quiz

    Slide 15 - Slide

    In welk deel van de tekst komt een concluderend verband vaak voor?
    A
    inleiding
    B
    middenstuk
    C
    slot

    Slide 16 - Quiz

    Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
    A
    De hele tekst precies lezen
    B
    Oriënterend lezen: tekst bekijken en eerste alinea lezen
    C
    Globaal lezen: globaal: je je leest de eerste en laatste zinnen van alle alinea’s.
    D
    Zoekend lezen: ik zoek het onderwerp op in de tekst

    Slide 17 - Quiz

    Lees de eerste alinea.
    Bekijk de tussenkopjes.
    Lees de titel.
    Bekijk de afbeeldingen.
    Let op anders gedrukte woorden.
    Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

    Slide 18 - Drag question

    Hoe ziet de indeling van een tekst er vaak uit?
    A
    Inleiding - middenstuk
    B
    Titel - inleiding - middenstuk
    C
    Inleiding - middenstuk - slot
    D
    Inleiding - deelonderwerpen

    Slide 19 - Quiz

    Wat is een deelonderwerp van een tekst?

    Slide 20 - Open question

    Als je globaal leest, dan lees je vooral...
    A
    de eerste en laatste zinnen van elke alinea
    B
    de titel, tussenkopjes en inleiding
    C
    alle alinea's snel
    D
    de woorden die je niet kent

    Slide 21 - Quiz

    Noem kenmerken van
    een inleiding
    van een tekst

    Slide 22 - Mind map

    Het slot van een tekst bevat over het algemeen
    A
    altijd een conclusie of samenvatting
    B
    meestal een conclusie of samenvatting
    C
    een advies
    D
    de mening van de schrijver

    Slide 23 - Quiz

    Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
    A
    hoofdgedachte bevat de mening van de auteur
    B
    onderwerp is het duidelijker dan de hoofdgedachte
    C
    de hoofdgedachte is een zin met het belangrijkste wat over het ow wordt gezegd
    D
    hoofdgedachte is wat de lezer uit de tekst haalt

    Slide 24 - Quiz

    Slide 25 - Slide

    Schrijf het slot van deze tekst over "op vakantie gaan in eigen land" (minimaal 2 zinnen)

    Slide 26 - Open question

    Welk tekstverband?
    Apen zijn sociale dieren, dus zij leven graag in een groep.
    A
    opsommend
    B
    concluderend
    C
    redengevend
    D
    chronologisch

    Slide 27 - Quiz

    Welk tekstverband?
    Ik ga graag naar school, maar niet als het vakantie is.
    A
    opsommend
    B
    concluderend
    C
    redengevend
    D
    tegenstellend

    Slide 28 - Quiz

    Het boek Alaska is een voorbeeld van een .... tekst
    A
    informerende
    B
    amuserende
    C
    activerende
    D
    overtuigende

    Slide 29 - Quiz

    Een artikel waarin de schrijver vooral de voordelen beschrijft van een vaccinatie is een .... tekst
    A
    informerende
    B
    amuserende
    C
    activerende
    D
    overtuigende

    Slide 30 - Quiz

    Wat heb je vandaag geleerd?

    Slide 31 - Slide

    Slide 32 - Link