What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Burgerlijk procesrecht hoofdstukken 1 t/m 5
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
burgerlijk procesrecht
Kennisvragen over de hoofdstukken 1 t/m 5
Slide 2 - Slide
Hoe wordt het procesrecht ook wel genoemd?
A
Formeel recht
B
Subjectief recht
C
materieel recht
D
Objectief recht
Slide 3 - Quiz
Maarten heeft een geschil met zijn werkgever, hij legt het voor aan de rechter, kan hij zelf procederen?
A
Nee, hij moet een advocaat inhuren
B
Ligt eraan, onder de 25.000 euro wel
C
Ja, hij kan zelf procederen
D
Hij moet naar de arbeidskamer toe
Slide 4 - Quiz
Hoe heet het werkgebied van een gerechtshof?
A
een gebied
B
Scope
C
Rayon
D
Ressort
Slide 5 - Quiz
waar vind je de meeste regels over burgerlijk procesrecht?
A
De Grondwet
B
Burgerlijk wetboek 5
C
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
D
Wetboek van formeel strafrecht
Slide 6 - Quiz
De bevoegdheid van de rechter hoofdstuk 2
Begrippen
absolute
en
relatieve competentie
Soort rechtbanken.
Slide 7 - Slide
Voor wat voor een soort zaken ga je naar de Kantonrechter?
Slide 8 - Open question
Naar welk gerecht moet je als jouw vordering is afgewezen bij de kantonrechter voor hoger beroep?
A
Het gerechtshof
B
De hoge raad
C
De hogere rechtbank
D
De bestuursrechtbank
Slide 9 - Quiz
Marcel verhuurt een pand aan Cornelis. Cornelis heeft 30.000 huurachterstand, welke rechter moet Marcel?
A
De rechtbank civiele kamer
B
Het gerechtshof
C
De huurkamer
D
De Kantonrechter
Slide 10 - Quiz
Wat is de hoofdregel van de relatieve competentie?
A
De rechtbank van de eiser is bevoegd
B
De rechtbank van de gedaagde is in principe bevoegd
C
De rechtbank van de eiser en de gedaagde zijn beide bevoegd
D
De rechter bepaalt deze keuze
Slide 11 - Quiz
welke type gerecht heeft als belangrijkste taak recht in cassatie te spreken?
A
De hoge raad
B
De eerste kamer
C
De raad van state
D
De rechtbank
Slide 12 - Quiz
Rechtshulpverleners
Hoofdstuk 3
Advocaat, gerechtsdeurwaarder, notaris, bureau voor rechtshulp
Slide 13 - Slide
Maartje en Janette willen een samenlevingscontract laten opstellen, tot welke r hulpvelener wenden zij zich?
A
De gerechtsdeurwaarder
B
De hypotheker
C
De notaris
D
De advocaat
Slide 14 - Quiz
Welke rechtshulpverlener houdt zich bezig met uitvoering van gerechtelijke uitspraken?
A
de advocaat
B
Bureau voor rechtshulp
C
De gerechtsdeurwaarder
D
de notaris
Slide 15 - Quiz
Welk antwoord zijn uitsluitend ambtelijke taken van een gerechtsdeurwaarder?
A
Incasso advies en beslag leggen
B
betekenen van exploten en executoriaal beslag leggen
C
Conservatoir beslag en het maken van voorwaarden
D
het doen van aanzeggingen en voorlichting geven
Slide 16 - Quiz
Kosten van een procedure
Hoofdstuk 4 de kosten van een rechtszaak
Wat voor een soort kosten
Tarieven gerechtsdeurwaarder
toevoeging
Slide 17 - Slide
Wie brengt griffierechten in rekening?
A
De advocaat
B
De deurwaarder
C
De rechtbank
D
De officier van justitie
Slide 18 - Quiz
Wat bepaalt art.237 Rv v.w.b de kosten procedure?
A
De verliezende procespartij betaalt alle proceskosten
B
De verliezende procespartij betaalt alleen zijn eigen kosten
C
De eiser betaalt zijn eigen kosten als hij wint
D
Beide partijen betalen hun eigen proceskosten
Slide 19 - Quiz
Leg in eigen woorden uit wat een TOEVOEGING is
Slide 20 - Open question
De eiser betaalt bij een kantonrechtersprocedure griffierechten vooraf
A
Klopt
B
Klopt niet
Slide 21 - Quiz
Voor het uitbrengen van een dagvaarding is een vast tarief
A
Klopt
B
Klopt niet
Slide 22 - Quiz
6
Slide 23 - Video
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 24 - Poll
03:23
De dagvaardingstermijn is?
A
5 werkdagen na betekening
B
7 dagen exclusief dag betekening en roldatum
C
2 weken na betekening van de dagvaarding
D
8 dagen na betekening exclusief rolzitting
Slide 25 - Quiz
03:23
Het overhandigen van de deurwaarder van de dagvaarding heet?
A
aanzeggen
B
Beslag leggen
C
betekenen
D
gerechtelijke mededeling doen
Slide 26 - Quiz
03:23
De eisende partij is altijd aanwezig tijdens de eerste zittingsdag
A
Klopt
B
Klopt niet
Slide 27 - Quiz
03:23
Wat kan je doen als je het als gedaagde niet eens bent met de vordering van eiser
Slide 28 - Open question
03:23
Wat staat er in deel 3 van de dagvaarding?
A
De eis van de eiser
B
Het bewijs
C
Wat je kan doen als je het niet eens bent met de vordering
D
Van alles
Slide 29 - Quiz
03:23
Wat staat er in het eerste deel van de dagvaarding
A
De naam van de gedaagde
B
Wie de eiser is: naam en woonplaats
C
Wat de eis is
Slide 30 - Quiz
More lessons like this
Burgerlijk procesrecht hoofdstukken 1 t/m 5
May 2023
- Lesson with
32 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 2
Hoofdstuk 4. De kosten van een rechtszaak
February 2024
- Lesson with
10 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 3
Zelfstudieles Burgerlijk procesrecht H 1-7
October 2022
- Lesson with
21 slides
Buregerlijk Procesrecht
MBO
Studiejaar 3
Zelfstudieles Burgerlijk procesrecht H 1-7
October 2022
- Lesson with
26 slides
Buregerlijk Procesrecht
MBO
Studiejaar 3
Hoofdstuk 5. De dagvaarding
February 2024
- Lesson with
11 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 3
BPR oefenvragen
February 2023
- Lesson with
33 slides
Juridisch
MBO
Studiejaar 2
H3 Rechtshulpverleners
October 2022
- Lesson with
16 slides
Rechten
MBO
Studiejaar 3
Hoofdstuk 3. Rechtshulpverleners
February 2024
- Lesson with
13 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 3