knol: de dikke wortel van een plant. Sommige knollen kan je eten
slagtanden: grote, uit de bek stekende tanden, bijvoorbeeld van een olifant
berekoud : heel erg koud
schrapen: met een scherp voorwerp iets schoonmaken
uitsterven: als een dier is uitgestorven, dan bestaat dat soort dier niet meer.
de grottenbeer: de enorme beer die in de oertijd leefde
knots: het stuk hout om mee te slaan, smal van onderen en breder aan de bovenkant