4.3 Grammatica

Hoe voel je je vandaag?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ
1 / 30
next
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe voel je je vandaag?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Ik werk altijd samen met Hanna.
..... is slim en kan me goed helpen.

Slide 5 - Open question

Daar hebben we Jimmy.
Iedereen vindt .... aardig.

Slide 6 - Open question

Dit zijn Jorrit en Pepijn.
.... zitten in de tweede klas.

Slide 7 - Open question

Samira en Karim wonen bij ons in de straat.
Ik speel soms met ......

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Vandaag heeft hij/jij een rode pet.

Slide 10 - Open question

Helaas voel hij/ik me niet zo lekker.

Slide 11 - Open question

Mijn vriendin stuurt ik/mij elke dag wel dertig berichten.

Slide 12 - Open question

Je moeder vindt ons/wij echte helden.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Hoe voel je je vandaag?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Slide

Lijdend voorwerp
  •  Zit niet in elke zin.
  • Wat/Wie + gezegde + onderwerp? 
Jou / zie / ik / morgen
lv       wg  ow
Wie zie ik? Antwoord: jou


Ik / eet/ straks / een appel 
ow wg                      lv
Wat eet ik? Antwoord: een appel


Slide 17 - Slide

De kinderen wassen de auto van hun oma.
lv =

Slide 18 - Open question

Jenny krijgt een fiets.
lv =

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Hoe voel je je vandaag?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zinsontleden
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Selecteer in elke zin het werkwoordelijk gezegde (wg).
  4. Selecteer in elke zin het onderwerp (o).
  5. Selecteer in twee zinnen het lijdend voorwerp (lv).
De jongen  / heeft / een kroket / gegeten
      ow             pv/wg          lv                 wg

Slide 24 - Slide

Een zin heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Thomas heeft Marieke
bloemen gegeven.

Lijdend voorwerp =
timer
1:00
Zoek de persoonsvorm.
Verdeel de zin in zinsdelen.
Selecteer in elke zin het werkwoordelijk gezegde (wg).
Selecteer in elke zin het onderwerp (o).
Selecteer in twee zinnen het lijdend voorwerp (lv).
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 26 - Quiz

Mag ik jouw rekenmachine
lenen ?

Lijdend voorwerp =
timer
1:00
Zoek de persoonsvorm.
Verdeel de zin in zinsdelen.
Selecteer in elke zin het werkwoordelijk gezegde (wg).
Selecteer in elke zin het onderwerp (o).
Selecteer in twee zinnen het lijdend voorwerp (lv).
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 27 - Quiz

timer
2:00
Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 28 - Drag question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link