werkwoordspelling les 3: persoonsvorm verleden tijd

WERKWOORDSPELLING
LES 3: persoonsvorm verleden tijd
Nederlands
 
 VWO 1 P2 2024-2025
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
LES 3: persoonsvorm verleden tijd
Nederlands
 
 VWO 1 P2 2024-2025

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Terugblik
... je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
... je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen.
...je weet hoe je het onderwerp kunt vinden.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm vinden?
  • Tijdproef: Jantje gaat naar school > Jantje ging naar school.
Antwoord: gaan (PV TT)
  • Getalproef: Jantje en Elsje gaan naar school > Jantje gaat naar school.
Antwoord: gaan ( PVTT)

Slide 4 - Slide

Onderwerp vinden?
Jantje en Elsje gaan naar school?

Wie of wat + gezegde? --> onderwerp.
Wie of wat + gaan? --> Jantje en Elsje.

Slide 5 - Slide

Vooruitblik

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 9 - Slide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 10 - Slide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Aan de slag!

Ga zelfstandig aan de slag met de rest van de les. 
Lees goed wat je moet doen.

Slide 14 - Slide

Oefenen met de PV VT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.


Slide 15 - Slide

Oefenen met Engelse werkwoorden PVVT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.



Slide 16 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 21 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 22 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 23 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 24 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 25 - Quiz