werkwoordspelling les 3: persoonsvorm verleden tijd

WERKWOORDSPELLING
LES 3: persoonsvorm verleden tijd
Nederlands
 
 VWO 1 P1 2022-2023
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
LES 3: persoonsvorm verleden tijd
Nederlands
 
 VWO 1 P1 2022-2023

Slide 1 - Slide

terugblik
... je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
... je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen.

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Mind map

Hoe weet je of je de ik-vorm of de ik-vorm+t schrijft?

Slide 4 - Mind map

vooruitblik

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Aan de slag!

Ga zelfstandig aan de slag met de rest van de les. 
Lees goed wat je moet doen.

Slide 8 - Slide

Oefenen met de PV VT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.


Slide 9 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 10 - Quiz

Oefenen met Engelse werkwoorden PVVT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.



Slide 11 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 19 - Quiz