leerjaar 1 H4: woordenschat

Welkom!

Doe je jas uit, tas van tafel.
Log in bij Lessonup.
Wees stil, dan kunnen we beginnen.

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Doe je jas uit, tas van tafel.
Log in bij Lessonup.
Wees stil, dan kunnen we beginnen.

Slide 1 - Slide

Wat?
Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Vul in 2 minuten zoveel mogelijk woorden in die elkaars tegenovergestelde zijn.

Bijvoorbeeld: dik - dun

Slide 3 - Slide


Vul in twee minuten zo veel mogelijk woorden
die elkaars tegenovergestelde zijn in.
timer
2:00

Slide 4 - Open question

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kan ik de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling.
  • Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf. 

Slide 5 - Slide

Een tegenstelling zoeken
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je tegenstellingen. Denk aan de voorbeelden die we net op geschreven hebben.

Aan de woorden maar, echter, toch, daarentegen kun je zien dat er een tegenstelling komt.

Slide 6 - Slide

Een tegenstelling zoeken
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms vinden doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Bijvoorbeeld:  Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn de goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop, prijzig betekent dus duur.

Slide 7 - Slide

Maak opdracht 1 uit het boek. Noteer eerst van alle zinnen de tegenstelling die in de zin staat. Vervolgens noteer je het woord waaraan je ziet dat er een tegenstelling in de zin staat. 


H4 woordenschat, blz. 108 Opdracht 1
timer
6:00
Tip!
De woorden maar, echter, toch, daarentegen gaven aan dat er een tegenstelling kwam!

Slide 8 - Slide



Wat?
  • H4, woordenschat: opdr. 2,3,4,6 en 8.

Hoe?
  • Boek blz. 108-111 + schrift
  • Online > planning

Klaar? 
  • Opdracht 5 en 7
  • Numo



Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je of de docent.

Aan het werk
timer
15:00

Slide 9 - Slide




Na deze les...

  • Aan het einde van de les kan ik de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling.
  • Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf. 
Doel

Slide 10 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 11 - Open question

Ik heb goed gewerkt vandaag.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Huiswerk
  • Wat waren zinsdelen ook alweer?
  • Wat voor soort woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
  • Hoe kon je het onderwerp vinden in een zin?

Slide 13 - Slide