Nederlands profielblok 2, schrijven paragraaf 3.4.

Nederlands 


3 februari
2025
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Nederlands 


3 februari
2025

Slide 1 - Slide


Informatie
examen

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog..

Waar ging de 
vorige les over?







Slide 3 - Slide

Vandaag
- Aan de slag met het onderdeel schrijven 
(samenhang, hoofdzaken/bijzaken, feit/mening).

  - Je leert verbanden en signaalwoorden duidelijk aan te brengen in je eigen teksten.

  -Je kunt de keuze voor een opbouw in je eigen tekst uitleggen.

  - Je kunt over je ideeën en ervaringen schrijven middels een goede tekstopbouw.




Opbouw les

- Informatie over het examen
- Theorie paragraaf 3.4. klassikaal
- Klassikale opdracht tekstverbanden
- Theorie 3.5. en 3.6. klassikaal

11.45 - 12.00 u pauze

- Schrijfopdracht
- Indien je tijd over hebt: Taalblokken opdracht 1, 2 en 3. 






Slide 4 - Slide

Theorie 3.4. - Samenhang
Samenhang zorgt voor structuur in een tekst. Hoe duidelijker de structuur, hoe beter de boodschap te begrijpen is. Samenhang in een geschreven tekst breng je aan door:

- Een goede opbouw (inleiding, kern, slot)
- Het gebruik van tussenkopjes bij de alinea's om deelonderwerpen aan te geven
- Het gebruik van signaalzinnen / signaalwoorden / verwijswoorden



We oefenen dit even met een voorbeeld tekst: hoe wordt er samenhang aangebracht?


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Theorie - tekstverbanden
Tekstverbanden worden gebruikt om ideeën met elkaar te verbinden. Met een tekstverband brengt de schrijver een geheel aan in de tekst en is het voor de lezer makkelijker om de tekst te begrijpen.

Slide 7 - Slide

Quiz

Op het bord staan een aantal tekstverbanden. Vul bij de quiz in welk tekstverband bij de uitleg hoort!

Slide 8 - Slide

Dit geven schrijvers om iets duidelijk te maken
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 9 - Quiz

Dingen worden na elkaar genoemd of opgeschreven
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 10 - Quiz

Twee meningen of begrippen spreken elkaar tegen
A
Voorbeeld
B
Samenvatting
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 11 - Quiz

De belangrijkste punten uit een tekst
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Samenvatting

Slide 12 - Quiz

Er is iets gebeurd wat ervoor zorgde dat er iets anders gebeurde
A
Conclusie
B
Het goede antwoord staat er niet tussen
C
Opsomming

Slide 13 - Quiz

Taalgebruik
Als je een tekst schrijft, is die altijd bedoeld voor een bepaalde doelgroep. Bedenk voor je begint voor wie je de tekst schrijft.

-> Waar let je dan zoal op?

Slide 14 - Slide

Formeel en informeel
- Wat is dat?
- Bij wie gebruik je welk taalgebruik?
- Geef eens voorbeelden (hoe begin je een formele brief? hoe eindig je? hoe spreek je de ander aan?)

Slide 15 - Slide

Een feit = ?

Een mening = ?

Een argument =?

Welke soorten argumenten kennen we?

Slide 16 - Slide

Hoofdletters en leestekens
-> Wanneer schrijf je een hoofdletter?

-> Waar zet je een punt / komma / vraagteken / uitroepteken?

Slide 17 - Slide

Je krijgt zo meteen een schrijfopdracht..
Voordat je een tekst gaat schrijven, bedenk je:

- het onderwerp;
- de hoofdgedachte;
- het doel van je tekst;
- het publiek waarvoor je de tekst schrijft;
- wat je in de inleiding, de kern en het slot schrijft.
Je kunt hiervoor een schrijfplan gebruiken. Maar je kunt ook een mindmap maken om je tekst voor te bereiden. Dat doe je in vijf stappen:
1 .Noteer het onderwerp in het midden van een vel papier.
2. Schrijf daaromheen alle zaken die met het onderwerp te maken hebben.
3 .Selecteer de hoofdzaken (bijvoorbeeld door ze te markeren of omcirkelen).
4. Orden de hoofdzaken in de juiste volgorde voor je tekst.
5. Kies welke bijzaken je wilt gebruiken om je tekst aan te kleden.

Slide 18 - Slide

Schrijfopdracht



Let op:
Lees de opdracht goed, gebruik je mindmap en gebruik het beoordelingsformulier om je zelf te controleren voordat je het inlevert!

Geen AI!


Daarna opslaan in je Nederlands map!!



Slide 19 - Slide

Daarna..

Ben je klaar met de tekst dan maak je:
Taalblokken - 2F vaardigheden verkort - hoofdstuk 3 schrijven - paragraaf 3.4.
opdrachten: 1, 2 en 3

-> Opdracht 8 en 9 uit leskaart (als je geen Taalblokken hebt)

Slide 20 - Slide