Adjectives

Adjectives
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Adjectives

Slide 1 - Slide

ZINSVOLGORDE: WAT KOMT EERST?
1
2
3
4
5
WHO
(ond)
DOES
(ww)
WHAT
(lv/mv)
WHEN
(tijd)
WHERE
(plaats)

Slide 2 - Drag question

Maak een eigen zin met deze volgorde:
who + does + what + where + when

Slide 3 - Open question

Een zelfstandig naamwoord =
A
mensen, dieren of dingen
B
waar je de of het voor kan zetten.
C
gevoelens
D
tijdsruimten

Slide 4 - Quiz

Welke woorden kunnen iets zeggen over een persoon, ding, dier (zelfstandig naamwoord)?
WEL
NIET
morgen
zeldzaam
groot
loopt
salamander
gevaarlijk
dronken
Engels

Slide 5 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over ..
A
een zelfstandig naamwoord
B
een ander bijvoeglijk naamwoord
C
hoe lang iets duurde
D
een bijwoord

Slide 6 - Quiz

Welke Engelse bijvoeglijk naamwoorden ken je?

Slide 7 - Mind map

3

Slide 8 - Video

00:40
Wat was het bijvoeglijk naamwoord
A
hot
B
bikini
C
body
D
confident

Slide 9 - Quiz

00:51
Wat was het bijvoeglijk naamwoord?
A
traditions
B
uphold
C
singers
D
good

Slide 10 - Quiz

01:38
Welk bijvoeglijk naamwoord hoorde je?

Slide 11 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naam woord in:
I am so happy to see you!

Slide 12 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
- zegt iets over het zelfstandig naamwoord
- staat er meestal voor
- kan ook na het werkwoord staan: to be, to look, to appear, to seem

Slide 13 - Slide

Rewrite this sentence with adjectives (=bvnw): My dad washed his car.

Slide 14 - Open question

4

Slide 15 - Video

00:45
Wat was het bnw?
A
this
B
young
C
man
D
he

Slide 16 - Quiz

00:49
Wat was het bnw
A
tell
B
us
C
real
D
name

Slide 17 - Quiz

01:08
'You will remove your helmet and tell me your name'. Add 1 or 2 adjectives.

Slide 18 - Open question

01:30
"loyal servant to the true emperor, Marcus Aurelius.' Which words are adjectives? .., ..

Slide 19 - Open question

3

Slide 20 - Video

00:43
Wat was het bnw?
A
get
B
cold
C
you
D
coca-cola

Slide 21 - Quiz

01:16
'wall-to-wall white carpet with gold trim'. What are the adjectives?

Slide 22 - Open question

02:59
Wat was het bnw?
A
he
B
find
C
woman
D
coloured

Slide 23 - Quiz

Homework: exercise 30, 31, 32

Slide 24 - Slide