Bezittelijke voornaamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 2 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Mutter heißt Suzanne.
A
Ihre
B
Mutter
C
heißt
D
Suzanne

Slide 3 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 4 - Quiz

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 5 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 6 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 7 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- unsere__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- eure____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 8 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 9 - Slide

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 11 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 12 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar opa
der Opa (m)
A
unser Opa
B
euer Opa
C
ihr Opa
D
dein Opa

Slide 13 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw tante
die Tante (v)
A
deine Tante
B
seine Tante
C
ihre Tante
D
dein Tante

Slide 14 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn broer
der Bruder (m)
A
dein Bruder
B
ihr Bruder
C
mein Bruder
D
meine Bruder

Slide 15 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw boek
Buch (o)
A
Ihr Buch
B
ihr Buch
C
Ihre Buch
D
ihre Buch

Slide 16 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie klas
die Klasse (v)
A
ihre Klasse
B
euer Klasse
C
unsere Klasse
D
eure Klasse

Slide 17 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn pen
der Stift (m)
A
seine Stift
B
ihr Stift
C
sein Stift
D
unser Stift

Slide 18 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 19 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 20 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Euer- Schule ist modern.
A
Eure
B
Euere

Slide 21 - Quiz

Nu zonder tabel...

Slide 22 - Slide

onze ... Lehrerin (v)
A
unser Lehrerin
B
unsere Lehrerin

Slide 23 - Quiz

mijn ... Bruder (m)
A
mein
B
meine

Slide 24 - Quiz

Iets moeilijker...

Slide 25 - Slide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 26 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
unser
C
ihr
D
unsere

Slide 27 - Quiz