What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhalen bijvoeglijk naamwoord + Trappen van vergelijking
Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking.
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
75 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking.
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhalen bijvoeglijk naamwoord.
Vergelijken van voorwerpen, mensen en dieren.
Slide 2 - Slide
De-woorden
De boot is klein.
De
kleine
boot.
Een boot is klein.
Een
kleine
boot.
Het-woorden
Het hek is klein.
Het
kleine
hek.
Een hek is klein.
Een
klein
hek.
Slide 3 - Slide
de auto:
Dat is een ___ auto.
A
klein
B
kleine
Slide 4 - Quiz
het huis:
Dat is een ___ huis.
A
klein
B
kleine
Slide 5 - Quiz
de tekening:
Mijn broer maakt een ___ tekening.
A
mooi
B
mooie
Slide 6 - Quiz
de stoel:
De stoel zit ___.
A
fijn
B
fijne
Slide 7 - Quiz
de stoel:
Ik zit op een ___ stoel.
A
fijn
B
fijne
Slide 8 - Quiz
het restaurant:
Het ___ restaurant is hier links.
A
goed
B
goede
Slide 9 - Quiz
het restaurant:
Wij gaan naar een ____ restaurant.
A
goed
B
goede
Slide 10 - Quiz
de boom:
Dat is een ___ boom.
A
lang
B
lange
Slide 11 - Quiz
Trappen van vergelijking
Slide 12 - Slide
TRAPPEN VAN VERGELIJKING
Mensen, dieren en dingen vergelijken
Woord: leuk
leuk
er
leuk
st
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
TRAPPEN VAN VERGELIJKING
Meer voorbeelden:
Klein
Kleiner
het kleinst
groot
groter
het grootst
mooi
mooier
het mooist
groen
groener
het groenst
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
groot - ____ - grootst
Slide 18 - Open question
dun - dunner - ___
Slide 19 - Open question
leuk - leuker - ___
Slide 20 - Open question
leuk - leuker - ___
Slide 21 - Open question
____ - zwarter - zwartst
Slide 22 - Open question
_____ - leger - leegst.
Slide 23 - Open question
weinig - minder - _____
Slide 24 - Open question
___ - meer - meest
Slide 25 - Open question
goed - ____ - best
Slide 26 - Open question
Klaar!
Maak het werkblad.
Slide 27 - Slide
Vergelijken
Slide 28 - Slide
Vergelijken
Verschillen bekijken:
Kijken wat er anders is.
Slide 29 - Slide
Vergelijken
De appel is
gezond
er
dan
de chocolade.
De chocolade is
lekkerd
er
dan
de appel.
Slide 30 - Slide
De tafel zijn ____ dan die tafels.
A
groot
B
groter
C
grootst
Slide 31 - Quiz
Deze plant is ____ dan die plant daar.
A
groen
B
groener
C
groenst
Slide 32 - Quiz
De taart van mijn moeder is het ____.
A
lekker
B
lekkerder
C
lekkerst
Slide 33 - Quiz
Mijn jas is ____.
A
blauw
B
blauwer
C
blauwst
Slide 34 - Quiz
Dat meisje is het ____.
A
klein
B
kleiner
C
kleinst
Slide 35 - Quiz
Ik heb _____ kleren dan mijn vriend.
A
weinig
B
minder
C
minst
Slide 36 - Quiz
More lessons like this
T4L2: Bijvoeglijke naamwoorden
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling algemeen - les 5.8 bijvoegelijk naamwoord
May 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Bijzondere trappen van vergelijking
June 2020
- Lesson with
16 slides
by
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo
V4 - bijvoeglijk naamwoord
April 2024
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Spelling algemeen - les 5.8 trappen van vergelijking
August 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Spelling Les 55: Trappen van vergelijking
September 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Grammatica herhaling
April 2024
- Lesson with
33 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1,2
H5 Formuleren: Trappen van vergelijking
May 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1