Het vliegtuig die/dat daar vliegt
De man die/dat daar loopt
onzijdig ZN (het-woord) --> DAT
andere ZN (de/een) --> DIE
Verwijzing naar persoon --> MET WIE
Verwijzing naar een dier of ding --> waarmee
Het paard waarmee ze kampioen is geworden
De jongen met wie ze op vakantie was