Grammatica 5.7 - 2 kgt

Grammatica 5.7 - 2 kgt
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 5.7 - 2 kgt

Slide 1 - Slide

Dinsdag 18 april
Toets grammatica 1.7, 2.7, 3.7, 4.7 en 5.7

(woordsoorten: lw, zn, ww, bn, vz, psv, bzv, htw, rtw, zww, hww, av, vrv)
(zinsdelen: pv, wg, o, lv, mv, bwb)

Slide 2 - Slide

Lesplanning
- Herhaling theorie grammatica zinsdelen + oefeningen
Lesdoel:
- Je weet hoe je de PV, WG, O, LV, MV en BWB in een zin kunt vinden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Straks moeten we nog opdrachten maken.

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wanneer mogen we weer naar school?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je opdrachten maken.

Slide 9 - Open question

Wat is het WG in deze zin?

Tijdens de toets denk ik goed na.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat verhaal heeft hij goed verteld.

Slide 12 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leerlingen letten goed op.

Slide 13 - Open question

Lijdend voorwerp
LV = wie/wat + WG + O?

           O               WG          LV 
De  jongen /  eet /  een  appel.

Slide 14 - Slide

LET OP!
- Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp (LV). 
- Een lijdend voorwerp (LV) begint NOOIT met een voorzetsel.


tijdens de                                                           naast de
in de                                                                       voor de

Slide 15 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Zij maakt het huiswerk.

Slide 16 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik ga morgen een cadeau kopen.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Wil jij dit briefje aan je vriend geven?

Slide 19 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Ik gaf het aardige meisje een compliment.

Slide 20 - Open question

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
Hoe vind je de BWB in een zin? 
Benoem eerst PV, WG, O, LV en MV. 
--> alle zinsdelen die daarna overblijven zijn BWB.

 O          WG          LV                        BWB                 WG
Hij / heeft / een voetbal / op het dak / geschopt.

Slide 21 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling 
geeft vaak antwoord op vragen als:

Waar? Wanneer? Hoe? Waarmee? Waardoor?Waarheen?

BWB       WG    O      BWB            BWB                BWB
Gister / liep / hij / snel / door de regen / naar huis.

gister  --> Wanneer?                      door de regen --> Waardoor?
snel --> Hoe?                                     naar huis --> Waarheen?


Slide 22 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.

Slide 23 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

In de gymzaal lag een grote plas water.

Slide 24 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Op haar stage heeft ze veel geleerd.

Slide 25 - Open question