l2mh meervouden

L2mh meervouden en meervouds-n bij verwijzingen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

L2mh meervouden en meervouds-n bij verwijzingen

Slide 1 - Slide

Waarom wordt slee - sleeën
en olie - oliën?

Slide 2 - Open question

Trema bij meervouden
Een trema wordt gebruikt om aan te geven dat je een letter 'los' moet uitspreken. oliën - olien
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud.

Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, voeg je -ën toe.
Ligt de klemtoon elders, dan zet je de trema op de laatste e van het woord. 

bac.te.rie - bacteriën
am.fi.bie - amfibieën 

Slide 3 - Slide

Waarom wordt baby - baby's
en essay - essays?

Slide 4 - Open question

Waarom wordt auto - auto's
en garage - garages?

Slide 5 - Open question

Apostrof bij meervouden
Een apostrof wordt gebruikt om een lettergreep te 'openen' zodat deze als een lange klank wordt uitgesproken.

opas - opa's 
puppy - puppy's
auto - auto's 

Slide 6 - Slide

Maar...
Bij sommige woorden is het niet nodig, omdat deze goed worden uitgesproken met de -s aan het woord vast.

Cafés - door het accent aigu geen foute uitspraak mogelijk garages - door de stomme e 
essays - door de combinatie ay die je niet anders kan uitspreken

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen
havik - haviken, lomperik - lomperiken
werkman - werklui
museum - musea, medicus - medici

melk, muziek, rijst, heelal (geen meervoudsvorm)

Slide 8 - Slide

Meervouds-n bij verwijzingen
Schrijf allen/ enkelen/ velen als er geen zelfstandig naamwoord achter staat en het over meerdere personen gaat. 

De bezoekers hebben allen van de tentoonstelling genoten.
Beiden zijn nieuwsgierig naar het nieuwe album.
Wij zijn de enigen die zich hebben aangemeld.

Slide 9 - Slide

... honden zijn weggelopen.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quiz

De hardlopers behoorden tot de ... van de wedstrijd.
A
snelste
B
snelsten

Slide 11 - Quiz

De bejaarden gaan ... verhuizen.
A
alle
B
allen

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Maak vanaf p. 129 opdracht 2 en 4. 

Slide 13 - Slide