Spelling les 2

Spelling les 2
Wat gaan we doen?

1. Meervoud
2. Verkleinwoorden
3. Trema
4. Koppelteken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 85 min

Items in this lesson

Spelling les 2
Wat gaan we doen?

1. Meervoud
2. Verkleinwoorden
3. Trema
4. Koppelteken

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord
in meervoud

Slide 2 - Mind map

Meervoud
Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen.
  • seconde – secondes/seconden

Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een z of een v.
  • grens – grenzen (maar: wens – wensen)
  • staaf – staven (maar: fotograaf – fotografen)

Slide 3 - Slide

Meervoud
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. 
Klemtoon op de laatste lettergreep - in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord.
idee – ideeën
knie – knieën
bacterie – bacteriën
Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof + s (’s) 
radio – radio’s
baby – baby’s
Maar: sprays

Slide 4 - Slide

Meervoud
Bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -el, -es, -et, -ik of -it verdubbel je de laatste medeklinker in het meervoud niet.
dreumes – dreumesen
havik – haviken
Sommige woorden op -man kunnen als meervoud ook -lieden of -lui hebben. Dit zijn meestal beroepen.
zakenman – zakenmannen/zakenlieden/zakenlui
werkman – werkmannen/werklieden/werklui

Slide 5 - Slide

Meervoud
Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang.
museum – musea (of: museums)
medicus – medici

Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud.
rommel, vee, zand
hersenen, inkomsten, omstreken

Slide 6 - Slide

Idee
A
Ideeën
B
Ideën
C
Ideeen
D
Idees

Slide 7 - Quiz

Medicijn
A
Medici
B
Medicijnen
C
Medicijns

Slide 8 - Quiz

paraplu
A
parapluus
B
paraplu's
C
parapluutjes

Slide 9 - Quiz

Meervoud bij verwijzingen

Slide 10 - Slide

Meervoud bij verwijzingen
Beide jongens ontweken de blik van hun ouders.
Morgen worden alle tafels en stoelen vervangen.
De boeken in de kast zijn alle op kleur gerangschikt.
De hond en de kat liggen beide te slapen.
In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
Slechts enkelen zetten hun fiets in de stalling.


Slide 11 - Slide

De cijfers zijn binnen. De meest... zijn gelukkig voldoende
A
meeste
B
meesten

Slide 12 - Quiz

Veel mensen eten ongezond. De meest... krijgen daardoor lichamelijke klachten.
A
meeste
B
meesten

Slide 13 - Quiz

Verkleinwoorden
vork – vorkje

film – filmpje
appel – appeltje
tang – tangetje
wang - wangetje
oma – omaatje
video – videootje



Slide 14 - Slide

Trema's
Gebruik een trema als je een klank in een woord verkeerd zou kunnen uitspreken. geëist, beïnvloed
Gebruik een trema in samengestelde telwoorden. tweeënhalf, drieëndertig
Gebruik géén trema, maar een koppelteken in andere samenstellingen. gala-avond, auto-ongeluk
Gebruik géén trema als je het woord niet verkeerd kunt uitspreken. commercieel, geobsedeerd
Sommige leenwoorden krijgen géén trema. opticien, museum

Slide 15 - Slide

Wat is goed gespeld?
A
commerciël
B
commercieel
C
commercieël

Slide 16 - Quiz

Wat is goed gespeld?
A
Naief
B
Naiëf
C
Naïef

Slide 17 - Quiz

Wat is goed gespeld?
A
economieën
B
economiën
C
economieen

Slide 18 - Quiz

koppelteken
Als er twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank kunt uitspreken.
  • foto-opname, domino-effect
Als getrouwde mensen hun achternaam combineren met die van hun partner.
  • mevrouw Peters-de Groot

Slide 19 - Slide

koppelteken
In samenstellingen met cijfers, letters of symbolen.
  • 65-plusser, kleuren-tv, IQ-test
In samenstellingen die met Sint of St. beginnen.
  • Sint-Nicolaas, sint-jakobsschelp
Bij sommige voor- en achtervoegsels.
  • niet-aflatend, ex-diplomaat, non-alcoholisch, plug-in, back-up
Bij vaste uitdrukkingen die één geheel vormen.
  • huis-aan-huisblad, blijf-van-mijn-lijfhuis, doe-het-zelfzaak

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
maak 2.3 B, C & D
klaar? Maak 3.3 B & C

Slide 21 - Slide