1. Een leerling van CCS woont 8,9 km vanaf school. Hij fietst deze afstand in
35 minuten. Bereken zijn snelheid (in 5 stappen).
2. Een wielrenner fietst een afstand van 10 km met een snelheid van
35 km/h. Hoe lang doet hij hier over? Maak een berekening in 5 stappen.
3 Een wandelaar loopt 25 minuten met een snelheid van 1 m/s.
Bereken de afstand die hij aflegt.