Herhaling 5.1 t/m 5.3

Herhaling 5.1 t/m 5.3
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling 5.1 t/m 5.3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1: Leren 
2: vragen beantwoorden
3: Toetsvragen maken
4: toetsvragen bespreken?
5: Oefenen op Noordhoff of in je werkboek

Slide 2 - Slide

timer
20:00
Actief leren?!

Slide 3 - Mind map

Wat is geen fossiele brandstof?
A
olie
B
steenkolen
C
wind
D
(aard)gas

Slide 4 - Quiz

chemische energie is:
A
energie van een lichtgevende bron
B
energie die afhangt van een bepaalde positie/toestand
C
energie opgeslagen in stoffen
D
energie geleverd door elektriciteit

Slide 5 - Quiz

In het voorwiel van een fiets zitten zonnecellen. Deze zonnecellen zetten stralingsenergie om in 30% elektrische energie en 70% warmte. Sleep de begrippen hier rechts naar de juiste plek in het energieschema.
Zonnecellen
Straling
Warmte
Elektriciteit

Slide 6 - Drag question

Een zonnecel zet stralingsenergie van de zon om in....
A
Warmte
B
Licht
C
Elektriciteit
D
Allen

Slide 7 - Quiz

Geef 3 voorbeelden van een warmtebron

Slide 8 - Open question

Bij een onvolledige verbranding is er...
A
Te weinig brandstof
B
Te vroeg de verbranding gestopt
C
Te weinig zuurstof
D
Te veel water

Slide 9 - Quiz

Wat is het reactieschema van een onvolledige verbranding van aardgas?

Slide 10 - Open question

Wat is GEEN fossiele brandstof?
A
Kolen
B
Aardgas
C
Windkracht
D
Aardolie

Slide 11 - Quiz

Fossiele brandstoffen heten niet voor niets fossiele brandstoffen.
Noteer de reden waarom.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Sleep elke zin naar de brandvoorwaarde die wordt weggenomen
R15
T13
Gaskraan uitdraaien
Water over brandend hout spuiten
Iemand in een branddeken wikkelen
Kaars uitblazen
Deksel op spiritusbrander zetten
Zand over een kampvuur gooien

Slide 14 - Drag question

Opdracht
1: Maak een toetsvraag. 
2:Je mag afbeeldingen gebruiken. 
Schrijf de vraag op een blaadje en schrijf de antwoorden los op.
Lever de toetsvraag bij mij in.

Klaar: kom met je werkboek naar mij!

Slide 15 - Slide