This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
verkleinwoorden en meervoud
Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.
Slide 1 - Slide
Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. - Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. - Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben: -je, -tje, -etje, -pje, -kje
Slide 2 - Slide
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker of op -u (uitgesproken als oe), schrijf je ’tjemet apostrof.
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of ’tje(met apostrof).
Slide 3 - Slide
Verkleinwoorden
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje
Slide 4 - Quiz
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje
Slide 5 - Quiz
Verkleinwoorden Wat is juist ?
A
vitaminetje
B
vitamientje
C
vitaminetje
D
vitaminnetje
Slide 6 - Quiz
Verkleinwoorden Wat is juist?
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje
Slide 7 - Quiz
verkleinwoorden
1. stemmetje is het verkleinwoord van stem. 2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed
2 = niet goed
B
1= niet goed
2 = goed
C
1 = goed
2 = goed
D
1 =niet goed
2 = niet goed
Slide 8 - Quiz
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje
Slide 9 - Quiz
Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord
Slide 10 - Drag question
Met welke uitgang maak je het verkleinwoord?
leuning
apparaat
film
slee
wandeling
trommel
- [je]
- [kje]
- [pje]
- [tje]
- [etje]
Slide 11 - Drag question
Noteer het verkleinwoord:
brug
Slide 12 - Open question
Noteer het verkleinwoord:
auto
Slide 13 - Open question
Noteer het verkleinwoord:
baby
Slide 14 - Open question
Noteer het verkleinwoord:
ketting
Slide 15 - Open question
Wat is het verkleinwoord van... radio?
Slide 16 - Open question
Wat is het verkleinwoord van getal?
Slide 17 - Open question
Wat is het verkleinwoord van koning
Slide 18 - Open question
Wat is het verkleinwoord van tv
Slide 19 - Open question
Wat is het verkleinwoord van café?
Slide 20 - Open question
Even inkomen......
Wat weten we al:
- meervoud op -s (tafels)
- meervoud op 's (taxi's)
- meervoud op -en (stoelen) - meervoud op -eren (kinderen)
- meervoud met trema (zeeën)
Slide 21 - Slide
Meervouden met een -s
Meervouden op 's
bureau
kilo
autorally
oudtante
ski
explosie
kangoeroe
toeristenmenu
Slide 22 - Drag question
Meervouden
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
Dit meervoud kan op verschillende manieren worden gevormd:
- meervoud op -en (boom / bomen)
- meervoud op 's (oma / oma's)
- meervoud op-eren (kind / kinderen)
meervoud op -s (vakantie / vakanties)
Slide 23 - Slide
meervoud op -en
meervoud op -s
meervoud op 's
baby
luchtfoto
toetsenbord
alinea
cadeau
selfie
advies
stripverhaal
berichtje
trainer
menu
zonnebril
Slide 24 - Drag question
meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang
panty
mama
Slide 25 - Drag question
Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op -'s
auto
bureau
geest
hotel
computer
klinker
draak
lokaal
excursie
lolly
manier
menu
muzikant
opa
pyjama
Slide 26 - Drag question
meervoud -zen
meervoud -sen
kaars
laars
kluis
kers
beurs
kies
pels
spits
Slide 27 - Drag question
Meervouden
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
Dit meervoud kan op verschillende manieren worden gevormd: