Toets werkwoordspelling TT/VT/VOLT.DW
10 vragen.
1. dalen v.dw. De vliegtuigen zijn veilig ...............................
2. delen vt De kinderen .....................hun speelgoed.
3. drogen tt Wij ......................samen de vaat.
4. halen v.dw. Heb jij je broertje al van school .......................
5. huren vt Opa ......................... een fiets toen hij in Drenthe was.
6. leveren vt De bloemist .......................... op tijd de bloemen af.
7. proberen tt ...................... jij eens of jij dat ook kan.
8. waaien tt Het .................................. flink op het strand vandaag.
9. bonzen v.dw. Het meisje heeft hard op de deur .........................
10. razen vt De trein .................... met flinke snelheid voorbij.