Nederlands blok 3 over taal basis/kader 1

Over taal
Blok 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Over taal
Blok 3

Slide 1 - Slide

Lesson-Up + code op het whiteboard schrijven.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen
10 minuten lezen in je leesboek.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vroeger was hij sterk en fit, maar nu is de gezondheid van mijn opa erg broos.

Hoe weet je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je het stappenplan van moeilijke woorden gebruiken;
  • Aan het einde van de les kun je grondwoorden in een woordenboek gebruiken.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Moeilijke woorden 
Als je een woord leest dat je niet begrijpt, is je eerste stap: een stukje terug of een stukje verder lezen in de tekst. Vaak zie je dan:
  • Een woord dat ongeveer hetzelfde betekent;
  • Een uitleg of omschrijving van het moeilijke woord; 
  • Een woord dat het tegenovergestelde betekent. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1. Wat is de betekenis van het woord 'corrigeren' in de zin:

'Het spijt me,' zei onze leraar, 'ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.'

Slide 8 - Open question

Nakijken
'Het spijt me,' zei onze leraar, 'ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.'

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (gegeven=> geven)
2. Bij zelfstandige naamwoorden is het altijd het enkelvoud,  nooit
     het verkleinwoord.
     (parapluutje => paraplu)
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het grondwoord van 'computertje' is:

Slide 12 - Mind map

Computer
Het grondwoord van 'gewinkeld' is:

Slide 13 - Mind map

Winkelen
Aan de slag:
Over taal, blok 3.
-Opdracht 29 en 30
(Blz. 131)

 

Slide 14 - Slide

Opdrachten toelichten!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat hebben jullie geleerd? 
  • Je weet nu hoe je het stappenplan van moeilijke woorden kunt gebruiken;
  • Je weet nu hoe je grondwoorden in een woordenboek kunt  gebruiken.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions