Blok 3 Over Taal 3.11 Woordenschat KGT1 grondwoorden

Blok 3 Over taal

3.11 Woordenschat

Grondwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 3 Over taal

3.11 Woordenschat

Grondwoorden

Slide 1 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
Weet je het nog?
Welke stappen zet je wanneer je een moeilijk woord tegenkomt?
 Herhaling

Slide 2 - Slide

1. Wat is de betekenis van het woord 'corrigeren' in de zin:

'Het spijt me,' zei onze leraar, 'ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.'

Slide 3 - Open question

'Het spijt me,' zei onze leraar, 'ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.'

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 4 - Quiz

2. Wat is de betekenis van het woord 'broos' in de zin:

Vroeger was hij sterk en fit, maar nu is de gezondheid van mijn opa erg broos.

Slide 5 - Open question

Vroeger was hij sterk en fit, maar nu is de gezondheid van mijn opa erg broos.

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 6 - Quiz

3. Wat is de betekenis van het woord 'promoten' in de zin:

Grote posters met heerlijk fruit promoten de gezonde snacks in de kantine. Maar je kunt nog zo veel reclame maken, ze hebben toch liever een frikandel!

Slide 7 - Open question

Grote posters met heerlijk fruit promoten de gezonde snacks in de kantine. Maar je kunt nog zo veel reclame maken, ze hebben toch liever een frikandel!

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 8 - Quiz

4 . Wat is de betekenis van het woord 'wegkapitein' in de zin:

Om te zorgen dat er minder ongelukken gebeuren met racefietsers, moet elke groep een wegkapitein hebben. Die fietst voorop, kent de route en zegt hoe fietsers zich moeten gedragen.'

Slide 9 - Open question

Om te zorgen dat er minder ongelukken gebeuren met racefietsers, moet elke groep een wegkapitein hebben. Die fietst voorop, kent de route en zegt hoe fietsers zich moeten gedragen.'

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 10 - Quiz

5 . Wat is de betekenis van het woord 'animo' in de zin:

De brugklas disco gaat niet door. Jammer dat er niet genoeg animo is. Blijkbaar hebben veel leerlingen er niet zo veel zin in.

Slide 11 - Open question


De brugklas disco gaat niet door. Jammer dat er niet genoeg animo is. Blijkbaar hebben veel leerlingen er niet zo veel zin in.

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 12 - Quiz

6 . Wat is de betekenis van het woord 'duelleerde' in de zin:

Hij duelleerde tegen een beruchte tegenstander. Maar wist je dat vroeger een tweegevecht verboden was?

Slide 13 - Open question


Hij duelleerde tegen een beruchte tegenstander. Maar wist je dat vroeger een tweegevecht verboden was?

Hoe wist je de betekenis van het woord?
A
ervoor of erna stond een woord dat hetzelfde betekende
B
ervoor of erna stond de uitleg of omschrijving van het woord
C
ervoor of erna stond het tegenovergestelde

Slide 14 - Quiz


Welk woord herkende je in het woord: duelleerde?

Slide 15 - Open question

duelleerde
grondwoord: duelleren of duel
een grondwoord is de basisvorm van een woord.

Slide 16 - Slide

Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.

Slide 17 - Slide

3 grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (gegeven=> geven)
2. Bij zelfstandignaamwoorden is het altijd het enkelvoud,  nooit
     het verkleinwoord.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 18 - Slide

Wat is het grondwoord van het woord 'bevond'?

De jongen bevond zich nog in het lege klaslokaal.

Slide 19 - Open question

Wat is het grondwoord van het woord 'beverig'?

De oude man had een brief geschreven, maar door zijn beverig handschrift was het niet te lezen.

Slide 20 - Open question

Wat is het grondwoord van het woord 'cadeautjes'

De cadeautjes werden uitgedeeld bij binnekomst.

Slide 21 - Open question

Wat is het grondwoord van het woord 'gemolken'

De koeien werden nog met de hand gemolken.

Slide 22 - Open question

Dit ging best goed
Kies in de volgende zinnen het juiste woord.
Kijk goed naar de betekenis van de hele zin! 

Slide 23 - Slide

Kies het juiste woord.

Als ik de opleiding heb _________ ga ik werken.
A
gelopen
B
afgerond
C
gevonden
D
gestopt

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste woord.

De betoging in Washington ___________ de bestorming van het Capitool.
A
kwam tot
B
ging tot
C
leidde tot
D
deed tot

Slide 25 - Quiz

Wat heb je geleerd?

  • Herhaling van het stappenplan moeilijke woorden
  • Grondwoorden




Slide 26 - Slide

Huiswerk voor woensdag 20 januari
Je schrijft 6 verschillende bestaande woorden op
(2 zelfstandige naamwoorden en 2 werkwoorden, de andere 2 mag je zelf bedenken)
De woorden beginnen allemaal met de eerste letter van je naam
(behalve bij Yashwant).
Je zoekt in het woordenboek het grondwoord op van de woorden en de betekenis.

Je maakt het in Word, en deelt het document met mij.


Slide 27 - Slide

Een voorbeeld van Rohan
Hij regisseerde de nieuwste film. 
basiswoord : regisseren
betekenis:  de regie voeren van

Slide 28 - Slide