This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
In dit hoofdstuk gaat het over je "Zuhause"
In deze les ga je stap voor stap :
* opdrachten uit het boek maken
* herhalingsopdrachten maken
Lees steeds goed wat je moet doen!
Slide 1 - Slide
Pak bladzijde 50/51 uit je werkboek erbij.
Lees de Tipp goed door.
Maak nu opdracht A en B.
Schrijf de antwoorden in je schrift.
Slide 2 - Slide
Noteer de 3 antwoorden van vraag A. Schrijf ze over uit je werkboek.
Slide 3 - Open question
Noteer het antwoord op vraag B. Schrijf over uit je werkboek,
Slide 4 - Open question
Kijk goed naar opdracht 6 op bladzijde 51.
In deze woordzoeker zitten 10 woorden verstopt die uit de Wörterliste B (blz 74) komen.
Markeer de woorden in de woordzoeker in je werkboek!
Slide 5 - Slide
Schrijf hieronder de 10 woorden die je in de woordzoeker gevonden hebt. Schrijf er ook het Nederlands bij! Zoek de Nederlandse vertaling op in Wörterliste B op bladzijde 74.
Slide 6 - Open question
Een stukje herhaling
In de volgende opdrachten gaan we de werkwoorden herhalen.
Je mag de antwoorden opzoeken in het grammatica-overzicht op bladzijde 186/187 in je werkboek.
Slide 7 - Slide
Schrijf hieronder het rijtje van het werkwoord 'haben' helemaal op.
Slide 8 - Open question
Schrijf hieronder het rijtje van het werkwoord 'sein' helemaal op.
Slide 9 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
wohnen - Hans und Inge, wo ... ihr?
Slide 10 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
tanzen - Marion, du ... wirklich sehr schön.
Slide 11 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
antworten - Mein Vater ... nicht auf meine Frage.
Slide 12 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
trinken - Jan und Anke ... eine Limo.
Slide 13 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
sein - ... ihr morgen in der Schule?
Slide 14 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
haben - Hans ... seine Prüfung nicht so gut gemacht.
Slide 15 - Open question
Bekijk de opdracht hiernaast goed.
Wie woont waar?
Slide 16 - Slide
Schrijf hieronder de antwoorden. Wie woont waar?
Slide 17 - Open question
Mein Zuhause
In de volgende opdracht ga je met behulp van Wörterliste A + B op bladzijde 74 van je werkboek je eigen 'Zuhause' beschrijven.
Slide 18 - Slide
In was für einem Haus wohnst du? Ich wohne in ........
Wo liegt das Haus?
Wie ist dein Haus?
Wieviele Zimmer hat es? Und welche?
Hat es einen Balkon? Einen Garten? Eine Terrasse?
Wie ist dein Schlafzimmer?
Geef antwoord in het Duits op de onderstaande vragen.Gebruik hele zinnen en maak gebruik van de hulpwoorden onder de vragen.
Slide 19 - Slide
Schrijf hieronder de antwoorden op de 6 vragen van de vorige slide.