Stappenplan: Stap 1: Gaat het om de der-Gruppe of om de ein-Gruppe?
der-Gruppe = de, het // ein-Gruppe = een
Stap 2: Kijk naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord in de zin. Is dit mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
Stap 3: Zie je een voorzetsel in de zin?
Ja = welke naamval hoort standaard bij dit voorzetsel?
Nee = ontleed de zin. Heb je een onderwerp of lijdend voorwerp nodig?