25 de marzo 2020

25-03-2020
Doornemen:
- ser, estar, hay
- Plaatsbepaling  
-Tener que
-Route beschrijving                  
 TB p.58, 59    
-Buscamos el tesoro de Bogotá            
WB p. 61 t/m 65
-oefeningen       
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

25-03-2020
Doornemen:
- ser, estar, hay
- Plaatsbepaling  
-Tener que
-Route beschrijving                  
 TB p.58, 59    
-Buscamos el tesoro de Bogotá            
WB p. 61 t/m 65
-oefeningen       

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

¿Dónde _____ tus amigos?
Hoy, nosotros______ en clase 233.
Y tu madre, ¿cómo ________?
Yo _______ en la casa de mi abuela
Vosotros _____ en Barcelona.
María y Javier_____ los padres de Alberto.
nosotros ______hombres altos
Yo _______ Rubén, ¡Encantado! 
están
estamos
está
estoy
estáis
son
somos
soy

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Detrás de 
Al lado de
Delante de
a la izquierda
A la derecha

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Oefeningen werkboek
Pag. 61 , 62
¿Hay preguntas?


Slide 11 - Slide

Reglas y Sistemas p.63-64
Het gebruik van hay en está/ están
Está/ están wordt meestal met het bepaald lidwoord gebruiken.
Plaats en richting
Met het vraagwoord ¿ Dónde? waar? vrrag je naar een plaats. De plaats wordt met het voorzetsel en aangegeven.
Met het vraagwoord ¿ Adónde? waarheen?  vraag je naar een richting. De richting wordt met het voorzetsel  A aangegeven.
De windrichting
Santander está en el norte de España
Portugal está al oeste de España
Tener que 
Tener  in combinatie met que en de infinitief betekent Moeten
Het werkwoord ir
a+el : al

Slide 12 - Slide