Voorbereiding toetsweek 4 leerjaar 1 (MHA)

Voorbereiding toetsweek 4 leerjaar 1 (MHA)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereiding toetsweek 4 leerjaar 1 (MHA)

Slide 1 - Slide

Welke onderdelen moet je kennen? 
Grammatica (zinsontleding en woordsoorten)
Spelling
Lezen

Bekijk het leerstofoverzicht op Somtoday voor het hele overzicht! 

Slide 2 - Slide

Grammatica
o persoonsvorm
o werkwoordelijke rest, gemengde rest, niet werkwoordelijke rest
o zinsdelen
o onderwerp
o Lijdend voorwerp
o Meewerkend voorwerp
o Bijwoordelijke bepaling
  • lidwoord (lw)
  • Bijvoeglijk naamwoord  (bnw) 
  • Voorzetsel (vz) 
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw) 
  • Zelfstandig werkwoord (zww)
  • Hulpwerkwoord (hww) 

  • Mavo moet het werkwoord (ww) kunnen benoemen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Verdeel de volgende zin in zinsdelen:
De leerlingen van 1E hebben volgende week allemaal toetsweek.
A
De leerlingen/van 1E/hebben/volgende week/ allemaal/ toetsweek.
B
De leerlingen van 1E/hebben/volgende week/ allemaal/ toetsweek.
C
De leerlingen van 1E/hebben/volgende week/ allemaal toetsweek.
D
De leerlingen/van 1E/hebben/volgende/ week/ allemaal/ toetsweek.

Slide 5 - Quiz

Benoem het zinsdeel "wij":
Wij weten het antwoord op de vraag niet.
A
lv
B
wwg
C
ond
D
mv

Slide 6 - Quiz

Benoem het zinsdeel "kunnen":
De jongens kunnen vandaag gaan zwemmen in het meer.
A
ond
B
wwg
C
lv
D
pv

Slide 7 - Quiz

HA: Benoem het zinsdeel "morgen":
Morgen gaan wij op de fiets naar school.

A
ond
B
mv
C
bwb
D
wwg

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Benoem het woord "computer":
De jongens maken hun computer.
A
znw
B
bnw
C
lw
D
vz

Slide 11 - Quiz

Benoem alle woorden:
Wij schrijven de antwoorden in het boek.

Slide 12 - Open question

Tekst
Het
kleine
meisje
liep
over
straat.
ww
lw
znw
vz
znw
bnw

Slide 13 - Drag question

Spelling
  • Werkwoordspelling
  • (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden (blok 3)
  • Meervoudsvormen (blok 3)
  • Samenstellingen (blok 4)
  • Verkleinwoorden (blok 4)
  • Bezitsvorm (blok 5)
  • Getallen (blok 5)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Schrijf het werkwoord op de juiste manier:
......(branden - tt) het huis af?

Slide 16 - Open question

Schrijf de werkwoorden op de juiste manier:
Hij ...(hebben) het...(verdienen) salaris al ...(uitgeven)

Slide 17 - Open question

Geef het meervoud van de volgende woorden:
brief - fiets - oma - bami - diskjockey

Slide 18 - Open question

Kies de juiste bezitsvorm:
Pieter - Bas - Sanne - Julia

Slide 19 - Open question

HA: Sleep de woorden naar de juiste samenstelling.
Schrijf 
-e-
Schrijf 
-en-
Goed + morgen
tomaat + soep
vitamine + pil 
Spin + wiel
lamp + kap

Slide 20 - Drag question

Schrijf de tekstdoelen op.

Slide 21 - Open question

Op welke manieren kun je een tekst inleiden?

Slide 22 - Open question

Ik ben klaar voor de toetsweek!
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll