Herhaling 13.4/13.5

Via welke organen raakt het lichaam water kwijt? Kies het beste antwoord:
A
Hart, longen, darmen
B
Longen, huid, nieren, darmen
C
Nieren, darmen, longen
D
Lever, nieren, longen.
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Via welke organen raakt het lichaam water kwijt? Kies het beste antwoord:
A
Hart, longen, darmen
B
Longen, huid, nieren, darmen
C
Nieren, darmen, longen
D
Lever, nieren, longen.

Slide 1 - Quiz

Het persen van bloedplasma door de nierkapsels heet
A
ultrafiltratie
B
filtratie
C
resorptie
D
terugresorptie

Slide 2 - Quiz

Noem 3 verschillen tussen voorurine en urine!

Slide 3 - Open question

Bron 13 (boek). Als de wandcellen van het nierkanaaltje niet alle glucose terugwinnen, wat betekent dat dan voor de osmotische waarde van de voorurine ten opzichte van de normale situatie?
A
hoger
B
lager
C
geen effect
D
ik heb geen idee

Slide 4 - Quiz

De situatie uit de vorige vraag speelt bij mensen met diabetes-type-1. Welke gevolgen heeft de hogere osmostische waarde van de voorurine voor de hoeveelheid geproduceerde urine?

Slide 5 - Open question

aorta
nier-kanaaltje
urine-buis
glome-rulus
urine-leider
blaas
nier-bekken
nier-slag-ader
verzamel-buis

Slide 6 - Drag question

Wat heb je al gedaan om je kennis over nieren te vergroten?
A
te weinig
B
13.4 gelezen
C
13.4 gelezen en gemaakt
D
13.4 gelezen en gemaakt en de filmpjes bekeken

Slide 7 - Quiz

Welke vraag heb je nog over de (werking van de) nieren?

Slide 8 - Open question

Homeostase

Slide 9 - Slide

Geef een omschrijving van het begrip 'homeostase'

Slide 10 - Open question

Heb je vanmorgen ontbeten? Onder 'ontbijt' versta ik meer dan een kop koffie...er moet energie in zitten.
A
ja, dat doe ik altijd!
B
nee, ik ontbijt nooit
C
vandaag niet, maar meestal wel
D
vandaag wel, maar vaak ontbijt ik niet

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

De glucosespiegel 

Slide 13 - Slide

Als de glucoseconcentratie in je bloed te laag is, wordt....
A
minder glucagon afgegeven en minder insuline afgegeven
B
meer glucagon afgegeven en minder insuline afgegeven
C
minder glucagon afgegeven en meer insuline afgegeven
D
meer glucagon afgegeven en meer insuline afgegeven

Slide 14 - Quiz

Regeling glucosegehalte
We lopen een beetje vooruit op 14.5 (zie blz 198) maar dat kan geen kwaad ;)

Insuline en glucagon worden allebei gemaakt in de alvleesklier.
Ze zijn elkaars antagonisten (Wat wil dat zeggen?)
Glucosegehalte bloed te hoog? Insuline zorgt dat het de cellen in kan (1) en dat het overschot wordt opgeslagen als glycogeen (2) (waar?)
Glucosegehalte bloed te laag? Glucagon zorgt dat glycogeen weer wordt omgezet in glucose

Slide 15 - Slide

Waar vind je info over deze twee hormonen in BINAS?

Slide 16 - Open question

Bron 4 op blz 161. Het glucosegehalte van het bloed stijgt na een maaltijd. Na de maaltijd in het rechter diagram is dat vrijwel direct. In het linker diagram duurt dat even. Hoe komt dat?

Slide 17 - Open question

Wat is het belangrijkste dat je deze les geleerd hebt?

Slide 18 - Open question