Les 2 De bloedsomloop

3.02 De bloedsomloop
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

3.02 De bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Deze les bestaat uit:

Deze les bestaat uit:
Terugblik op vorige les (gele slides)
Uitleg nieuwe stof (witte slides)
Afsluitquizje (blauw)
Slide met opdracht (groen)


Door op deze rode bolletjes met vraagtekens te klikken opent er zich een venstertje met ietsjes meer uitleg. 
Klik hier om de fantastische stem van mevrouw America te horen!
En klik hier op om te zien wat er dan gebeurt!
Op sommige afbeeldingen kun je klikken om in te zoomen. Zoals deze. Probeer maar.  

Slide 2 - Slide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 3 - Quiz

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 4 - Quiz

nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 5 - Drag question

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 6 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 8 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 9 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
Met vaste vorm wordt iets wat altijd dezelfde vorm heeft bedoeld. Iets wat geen vaste vorm heeft kan zijn vorm dus veranderen
(Klik op het rode vraagtekentje voor extra uitleg)
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 10 - Quiz


Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat

Slide 11 - Quiz

Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
dode ziekteverwekkers en dode bloedcellen
D
rode bloedcellen en etter

Slide 12 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 13 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 14 - Quiz

Doel van de les
  • Je kunt vertellen waar het bloedvatenstelsel uit bestaat
  • je kunt het verschil aangeven tussen de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop

Slide 15 - Slide

Bloedvatenstelsel
Bestaat uit:
  • hart
  • bloedvaten
De weg die het bloed aflegt in het lichaam noemen we bloedsomloop

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Bloedsomloop gaat door ons hele lichaam. Brengt zuurstof en voedingsstoffen. Haalt CO2 op.

Slide 18 - Slide

Kleine bloedsomloop gaat van hart naar de longen, brengt CO2 weg en haalt zuurstof op

Slide 19 - Slide

Grote bloedsomloop gaat van hart naar alle organen van het lichaam om zuurstof weg te brengen en CO2 op te halen

Slide 20 - Slide

Dubbele bloedsomloop
  • gaat 2x door het hart
  • rechterkant is zuurstofarm
  • linkerkant is zuurstofrijk

Slide 21 - Slide

jullie zien de bolletjes van paars (zonder zuurstof) naar rood (met zuurstof) veranderen.
Longen
hart
 Rest  lichaam
linker hart
rechter hart
Hier zie je bij het plaatje aan de linkerkant (die met het hoofd) dat de rechterkant van het persoon jouw linkerkant is. 
Als we het hebben over bloedsomloop bij een plaatje wordt rechts dus links en links wordt rechts. 

Slide 22 - Slide

Harttussenwand

Slide 23 - Slide

Zin in een quizje???

Slide 24 - Slide

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 26 - Quiz

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 27 - Quiz

Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 28 - Quiz


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 29 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk? Waar heb je meer uitleg bij nodig?

Slide 30 - Open question

Wat vond je van deze les? Wat zou je anders willen? Wat moet zo blijven?

Slide 31 - Open question

Aan het (huis)werk
Quayn 3.02 De bloedsomloop (blz 89 t/m 90)
 Opdrachten 1 t/m 5 maken.
De uitleg staat ook op blz. 89 van je boek.


Slide 32 - Slide