Niets = onbepaald voornaamwoord, dat = betrekkelijk voornaamwoord, je = persoonlijk voornaamwoord, mij = persoonlijk voornaamwoord.
Slide 11 - Slide
Oefening 3
5. Je = persoonlijk voornaamwoord, je = wederkerend voornaamwoord, je = persoonlijk voornaamwoord, je = wederkerend voornaamwoord, alle = onbepaald voornaamwoord
6. Waar = vragend voornaamwoord, u = persoonlijk voornaamwoord, zichzelf = wederkerend voornaamwoord
7. We = persoonlijk voornaamwoord, wat = onbepaald voornaamwoord
Slide 12 - Slide
Oefening 3
8. Ik = persoonlijk voornaamwoord, het = onbepaald voornaamwoord, wat = vragend voornaamwoord, jij = persoonlijk voornaamwoord.
9. eenieder = onbepaald voornaamwoord, zijn = bezittelijk voornaamwoord
Slide 13 - Slide
Oefening 4 & 5
a. Persoonlijk voornaamwoord
b. Eerste 'je': persoonlijk voornaamwoord
Tweede 'je': wederkerend voornaamwoord
a. Vragend voornaamwoord
b. Onbepaald voornaamwoord
Slide 14 - Slide
Oefening 9
Onbepaald
Onbepaald
Bepaald
Onbepaald
Onbepaald
Bepaald
Slide 15 - Slide
Oefening 10
Hoofdtelwoord
Hoofdtelwoord
Rangtelwoord
Hoofdtelwoord
Rangtelwoord
Rangtelwoord
Slide 16 - Slide
Oefening 11
1453 - bepaald hoofdtelwoord
Beide - bepaald hoofdtelwoord, tig - onbepaald hoofdtelwoord
Enige - onbepaald hoofdtelwoord
Tweede - bepaald rangtelwoord, halve - onbepaald rangtelwoord
Vijfde = bepaald rangtelwoord
Slide 17 - Slide
Oefening 11
6. Meerdere = onbepaald hoofdtelwoord, laatste = onbepaald rangtelwoord, eerste = bepaald rangtelwoord, 17.6 miljoen = bepaald hoofdtelwoord
7. Negentien = bepaald hoofdtelwoord
8. Zoveelste - onbepaald rangtelwoord
Slide 18 - Slide
Zijn er nog vragen of algemene opmerkingen?
Slide 19 - Open question
Tot volgende week!
Houd Google Classroom en Magister goed in de gaten.