This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
Hoofdstuk 7
Modificaties, mutaties en genetische manipulatie
Slide 1 - Slide
Doelstellingen
Je kan:
Met een voorbeeld aantonen dat de informatie voor het maken van eiwitten op DNA ligt.
Het verband tussen een fout in het DNA en defecte eiwitten toelichten met een voorbeeld.
Illustreren dat variatie tussen organismen ontstaat door de samenwerking van genetische factoren en omgevingsinvloeden.
Je kan de begrippen modificatie, mutatie en epigenetica definiëren en toepassen.
Voorbeelden geven van verschillende vormen van mutaties en uitleggen dat ze op verschillende wijzen kunnen ontstaan (genmutaties, chromosoommutaties en genoommutaties).
Je kan enkele voorbeelden toelichten die factoren die mutaties veroorzaken.
Slide 2 - Slide
De veranderlijkheid van het fenotype en modificaties
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Genetica vs. Epigentica
Genetica
= erfelijke informatie gecodeerd door DNA.
Epigenetica
= Wetenschap die het epigenoom bestudeert.
Epigenoom
= het besturingssysteem van het genoom.
= (omkeerbare; soms erfelijke) veranderingen van de genexpressie (‘aan-’ of ‘uitschakelen’).
Slide 7 - Slide
De informatie voor het maken van eiwitten ligt om het DNA
Slide 8 - Slide
Duchenne spierdystrofie
Slide 9 - Slide
Mutatie
Slide 10 - Mind map
Mutaties zorgen voor overerfbare veranderingen in het fenotype
Slide 11 - Slide
In welk type cel zijn bij een mutatie de gevolgen het grootst?