Herhaling H5 en Theorie 6.1

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

wat is een CAO?
A
afspraken over de Arbeidsvoorwaarden
B
ingeschreven staan bij het UWV
C
redenen om te willen werken
D
een bedrijf die daklozen helpt aan werk

Slide 2 - Quiz

Voor wie geld een CAO?
A
iedereen binnen een bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf

Slide 3 - Quiz

Bruto- en nettoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon met werkgever
  • Nettoloon = brutoloon - loonbelasting - sociale premies

Slide 4 - Slide

Arbowet
Arbeidstijdenwet

Slide 5 - Drag question

Wat voor ondernemingsvormen zijn er?

Slide 6 - Open question

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Vaak maar 1
Nee

Slide 7 - Slide

Wat is arbeidsverdeling?
A
Elke werknemer doet evenveel werk
B
Elke werknemer doet waar hij/zij goed in is
C
Elke werknemer werkt evenveel uren

Slide 8 - Quiz

Tot welke productiesector behoren deze bedrijven? Sleep ze naar de juiste sector.






Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Aannemersbedrijf 
ING Bank
Ziggo
Mosselvisser
School voor voortgezet onderwijs

Slide 9 - Drag question

Algemene wet gelijke behandeling
In de Algemene Wet Gelijke Behandeling staat dat er geen onderscheid gemaakt mag worden op basis van bijvoorbeeld:
  1. Geslacht
  2. Afkomst
  3. Leeftijd

Slide 10 - Slide

Jack is 19 jaar en is leidinggevende bij een supermarkt. Collega's die al 20 jaar daar werken willen niet naar Jack luisteren. Op wat voor manier wordt de Algemene wet gelijke behandeling overtreden.
A
Geslacht
B
Leeftijd
C
Afkomst
D
Religie

Slide 11 - Quiz


Je betaalt belasting en premies over je inkomsten.


Je doet vrijwilligerswerk.
=

Je betaalt geen belasting over je salaris
=
Zwart werk
Grijs werk
Wit werk

Slide 12 - Drag question

Structurele werkloosheid
Conjucturele werkloosheid
Frictiewerkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Regionale werkloosheid
Soorten weerkloosheid
Werkloosheid is in Groningen hoger dan in de randstad
Het gaat slecht met de economie en je hebt tijdelijk geen werk
Je bent kort werkloos voordat je na je opleiding een goede baan vindt
Je werkt bij de receptie op een camping in Zuid-Frankrijk 
Werkloosheid door blijvende veranderingen, bijv machines ipv mensen of verhuizing fabriek naar lagelonenlanden

Slide 13 - Drag question

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"De ijsboer in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 14 - Quiz

In Amsterdam is meer werkloosheid dan in Heerenveen. Over welke soort werkloosheid hebben we het hier?
A
Regionale werkloosheid
B
Seizoenwerkloosheid
C
Frictiewerkloosheid

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Productie
Productie in de formele sector of productie in enge zin
Bedrijven en de overheid maken goederen en leveren diensten waarvoor klanten betalen.

Productie in de informele sector
Alle activiteiten waarmee in een behoefte wordt voorzien maar die niet betaald of niet geregistreerd zijn, zoals zwart werk.

Productie in ruime zin
Alle productie in ons land, dus de formele en de informele sector samen.

Slide 17 - Slide

Bedenk een voorbeeld van productie bij informele sector

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Productiefactoren
Productiefactor
Beloning
Kapitaal
Rente + huur
Arbeid
Loon
Natuur
Pacht
Ondernemerschap
Winst

Slide 20 - Slide

Productiefactoren
Natuur
Kapitaal
Arbeid
Bomen
Graan
Machine
Vrachtwagen
Personeel
Werknemer

Slide 21 - Drag question


Wat is het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief?

  • Arbeidsintensief is als de productie voornamelijk tot stand komt door menselijke arbeid.
  • Kapitaalintensief is als er bij de productie naar verhouding meer gebruik wordt gemaakt kapitaalgoederen dan arbeid. 

Slide 22 - Slide

Afschrijving berekenen

aanschafwaarde-restwaarde: aantal gebruikersjaren
=
afschrijving per jaar

Slide 23 - Slide

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 20.000 een auto gekocht en hij wil die in 6 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 6 jaar nog voor € 2.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000

Slide 24 - Quiz

Wat betekent toegevoegd waarde?

  • De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt

Slide 25 - Slide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle 
bedrijven die na elkaar meewerken 
aan een product.

Hiernaast zie je de bedrijfskolom van 
een brood.

Slide 26 - Slide

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Opkoper
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 27 - Drag question

Alles duidelijk?
010

Slide 28 - Poll

Opdracht voor nu:
Vragen maken van 6.1
Mogelijkheid om vragen te stellen over H5

Slide 29 - Slide