This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Joris
Noah
Koos
Jan
Frederik
Slide 1 - Slide
BONJOUR ET BIENVENUE!
Bonjour
et
bienvenue!!
Slide 2 - Slide
La tâche de début
Traduisez la phrase:
Connaissez-vous la chanson?
Non, je ne la connais pas/Oui, je la connais.
timer
0:30
Slide 3 - Slide
Les buts de ce cours:
La tâche de début
La grammaire: Source H
Au travail: faites les exercices 29, 30, 31 & 32
Slide 4 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
In het Frans kun je het lijdend voorwerp in een zin vervangen. Dat doe je met de woorden le, la, l' of les. Net als in het Nederlands doe je dat om herhaling in de zin te voorkomen.
Wat is een lijdend voorwerp?
Slide 5 - Slide
Voorbeeld Nederlands
Chloé ontmoet Romain.
Chloé ontmoet hem.
Ik ken het lied.
Ik ken het.
Voorbeeld Frans
Chloé rencontre Romain.
Chloé le rencontre.
Je connais la chanson.
Je la connais.
Slide 6 - Slide
Pronom personnel
Le = voor een mannelijk lijdend voorwerp
La = voor een vrouwelijk lijdend voorwerp
L' = voor een lijdend voorwerp met een klinker of h.
Les = voor een meervoud lijdend voorwerp
Slide 7 - Slide
Je mange le sandwich
A
Je le mange
B
Je l'mange
C
Je la mange
D
Je les mange
Slide 8 - Quiz
Tu aimes la cuisine française?
A
Tu la aimes?
B
Tu l'aimes?
C
Tu le aimes?
D
Tu les aimes?
Slide 9 - Quiz
Lucy adore les chaussures
A
Lucy la adore
B
Lucy le adore
C
Lucy les adore
D
Lucy l'adore
Slide 10 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Vous organisez une fête
Slide 11 - Open question
Lijdend voorwerp vervangen:
Plaatsing:
Het persoonlijk voornaamwoord le, la, l' of les staat ALTIJD voor de infinitief (hele werkwoord)
Staat er geen infinitief? Dan plaats je het voor de persoonsvorm
Le
Mannelijk
La
Vrouwelijk
L'
Klinker
Les
Meervoud
1. infinitief
Nous allons le visiter
2. P.V.
Nous le visitons
Slide 12 - Slide
Je vais regarder le film
A
Je le vais regarder
B
Je la vais regarder
C
Je vais le regarder
D
Je vais la regarder
Slide 13 - Quiz
Vous avez acheté le livre?
A
Vous l'avez acheté?
B
Vous avez l'acheté
C
Vous le avez acheté?
D
Vous avez le acheté
Slide 14 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp: Alex va préparer son voyage
Slide 15 - Open question
Au travail!
Faites les exercices 29, 30, 31 & 32 pendant 15 minutes. Vous pouvez discuter (fluisterniveau)
Fini? Apprenez le vocabulaire de sources A, B, E & F
timer
15:00
Slide 16 - Slide
Exit-ticket
Herhaling chapitre 3:
Zet je naam op de exit-ticket en vul deze individueel in.
Aan de hand van de exit-ticket maak ik groepjes voor de volgende les.