Spelling hoofdletters, leestekens, meervouden en bijvoeglijk naamwoord

hoofdletters,
meervouden en 
bijvoeglijk naamwoord

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

hoofdletters,
meervouden en 
bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin: Mijn teamgenoot is een kei in smashen.
  • bij namen: Toon Verbraak, Noord-Brabant, Kinderdagverblijf ’t Boemeltje, Oosterplas, Stationsplein, Europese Unie, Marskramer.
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans, Zuid-Afrikaanse. Géén hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken: vrijdag, oktober, herfst, westen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Leestekens?
Dit hoort allemaal bij leestekens:
  • Punt
  • Vraagteken
  • Uitroepteken
  • Komma
  • Dubbele punt
  • Aanhalingstekens

Slide 5 - Slide

Wat is het nut van leestekens?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Leestekens
Een tekst waarin leestekens goed gebruikt zijn, leest makkelijk en vlot. Een tekst waarin leestekens minder goed gebruikt zijn, leest moeizaam.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Aanhalingstekens en dubbele punt
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt, dan noem je dit een citaat.
Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens.

Kijk maar: 
Maartje zegt: 'Hoe laat is het?'


Slide 10 - Slide

We gaan nu oefenen. Geef in de volgende slides aan of de leestekens goed in de zin staan. 

Slide 11 - Slide

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 12 - Quiz

De jongen riep: "pas op met oversteken hoor!!"
A
Alle leestekens/hoofdletters zijn juist
B
Niet alle hoofdletters/leestekens zijn juist

Slide 13 - Quiz

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.

Slide 14 - Quiz

'Waarmee kan ik u helpen?', vroeg de medewerkster.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 15 - Quiz

Als je oefent, word je een betere speler.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 16 - Quiz

Sleep de leestekens naar de juiste plaats
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 17 - Drag question

Sleep de leestekens naar de juiste plaats
Loop ik naar de Albert Heijn
Ik loop naar de Albert Heijn omdat ik boodschappen moet doen
Loop naar de Albert Heijn
Ik loop naar de Albert Heijn
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 18 - Drag question

Welk leesteken vind je nog lastig?
punt
komma's
vraagteken
uitroepteken
aanhalingstekens
hoofdletters

Slide 19 - Poll

Meervouden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van een zelfstandig naamwoord maakt.

Zet -en achter het woord
Zet -ën achter het woord
Zet -s achter het woord

Slide 20 - Slide

meervouden -en
Zo maak je een meervoud op -en
Zet -en achter het enkelvoud: taart → taarten; fooi → fooien; merk → merken
Soms moet je ook:
• de laatste letter verdubbelen: vlag → vlaggen; blik → blikken; bel → bellen
• een a, e, o of u weglaten: jaar → jaren; steen → stenen; boot → boten
• een -f veranderen in een -v-: schijf → schijven
• een -s veranderen in een -z-: muis → muizen

Slide 21 - Slide

meervouden -ën 
• Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
– idee → ideeën; fee → feeën; trofee → trofeeën
• Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
– als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie → theorieën
– als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie → oliën

Slide 22 - Slide

meervouden -s
Zo maak je een meervoud op -s:
• Je schrijft een -s achter het enkelvoud:
– bezem → bezems; café → cafés; decoratie → decoraties; race → races
• Je schrijft -’s (apostrof + s) achter het enkelvoud:
– bij woorden op -a, -i, -o, -u of -y: pyjama → pyjama’s; kiwi → kiwi’s; jojo → jojo’s; sudoku → sudoku’s; lolly → lolly’s
– bij afkortingen: pc’s, havo’s, tv’s, WK’s

Slide 23 - Slide

Wat is het meervoud van
hobby
A
hobby's
B
hobbies

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van
bumper
A
bumpers
B
bumper's

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van
baas
A
basen
B
bazen

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van
orchidee
A
orchideeën
B
orchideën

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van
tosti
A
tosties
B
tosti's

Slide 28 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm (met een -e): – mooi mooie; dof doffe; laag lage. Je zegt: Die tas is mooi. Dat is een mooie tas.

Slide 29 - Slide

Manieren om de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord te maken
• Zet een -e achter het woord:
 – klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
• Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord:
 – fris → frisse; glad → gladde; wit → witte.
• Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord:
 – traag trage; leeg → lege; dood dode; zuur zure.​​
• Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord:
 – lief → lieve; naïef → naïeve; grijs → grijze; vlekkeloos → vlekkeloze.

Slide 30 - Slide

Trema
Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): financieel → financiële; industrieel → industriële. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Slide 31 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal (welke stof) iets is gemaakt. Ze hebben maar één vorm en eindigen meestal op -en (een houten pollepel, een zilveren ring), maar niet altijd (een nylon tas, een aluminium pan).

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Drag question