2vttoa_LSJ_s2/2024


Bonjour et bonne année 2024!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Bonjour et bonne année 2024!

Slide 1 - Slide

Le programme pour aujourd'hui
Explication des verbes en -re  -10'
- Faire les exercices 8A t/m 8E -15'

Explication apprendre 10 de l'unité 3: Pluriel - 5'
Faire l'exercice -10'

Slide 2 - Slide

LESDOEL
LESDOEL
Aan het eind van de les kan ik werkwoorden op -re herkennen.
Aan het eind van de les kan ik de ott en de vtt van werkwoorden op -re toepassen in een zin.

Aan het eind van de les kan ik het meervoud van zelfstandige naamwoorden (bijzondere vorm) maken. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Verbes en -re
1. Welke 3 stappen zijn er om een werkwoord op -re te vervoegen?
2. Hoe maak ik een voltooid deelwoord bij de werkwoorden op -re?

Slide 5 - Slide

Verbes en -re
Stap 1: Haal -re van het hele werkwoord af. Dan heb je de stam.
Stap 2: Schrijf deze op.
Stap 3: Zet de juiste vervoeging achter de stam

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden op -re eindigt op -u. 
Haal -re van het werkwoord af en zet er een u achter. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

jij antwoordt =
A
tu répond
B
tu réponds
C
tu attend
D
tu attends

Slide 8 - Quiz

wij wachten =

Slide 9 - Open question

zij geven terug =
A
ils/elles vendent
B
ils/elles rend
C
ils/elles rendent
D
ils/elles vendont

Slide 10 - Quiz

u verkoopt =

Slide 11 - Open question

ik ga naar beneden =
A
je descendre
B
je descends
C
je descend
D
je descende

Slide 12 - Quiz

jullie hebben geantwoord =

Slide 13 - Open question

zij is uitgestapt =
A
elle a descendu
B
elle est descendu
C
elle est descendré
D
elle est descendue

Slide 14 - Quiz

Mettez au pluriel/ Zet in het meervoud :
le copain (de vriend)
A
des copains
B
les copains

Slide 15 - Quiz

pluriel: le cheval
A
les chevals
B
les chevaux
C
les chevaus
D
les chevauds

Slide 16 - Quiz

pluriel: un oeil
A
les yeus
B
les yeuds
C
les yeux
D
Les oeilles

Slide 17 - Quiz

pluriel : le monsieur
A
les monsieurs
B
les monsieux
C
les messieus
D
les messieurs

Slide 18 - Quiz

lesstof TW2
U3: 
U4:

- kledingstukken
- lichaamsdelen
- bijvoeglijke naamwoorden
- kleuren

Slide 19 - Slide

Le programme pour aujourd'hui
Le vocabulaire - les verbes + les vêtements -5'

Révision adjectifs
- Explication par un exemple -10'
- Décrire ton voisin / ta voisine en 10 phrases -10'

Pluriel
Faire 

Slide 20 - Slide

LESDOEL
LESDOEL

Aan het eind van de les kan ik een persoon beschrijven met behulp van de bijvoeglijke naamwoorden


Slide 21 - Slide

Le vocabulaire
- zij heeft: 
- dragen:
- een broek (geen spijkerbroek):
- een trui
- de schoenen:
- een jurk:

timer
5:00

Slide 22 - Slide

Décrire quelqu'un
gebruik van bijvoeglijke naamwoorden

!!Let op: de plaats en de vorm
Zie stencil / boek blz 141



Slide 23 - Slide

Mickey Mouse
Il est un homme
Il est un animal
Il a les oreilles noires
Il a les grandes oreilles
Il porte un pantalon rouge
Il a un peau noir
Il porte les chaussures jaunes

Slide 24 - Slide

Exercice: Décrire ton voisin / ta voisine
Au travail!
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Bijzondere meervoudsvormen

Slide 26 - Slide

Exercice: Pluriel
Voir ton livre à la page 155
timer
10:00

Slide 27 - Slide